ECLI:NL:RBDHA:2025:1781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL24.52060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie om de overdrachtstermijn van een verzoeker aan Duitsland te verlengen. De verlenging van de overdrachtstermijn is gebaseerd op artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.A.S. Jansen, heeft op 19 december 2024 een brief ontvangen van de minister waarin het verlengingsbesluit werd meegedeeld. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 januari 2025 behandeld, samen met een andere zaak (NL24.52059).

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52060
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij brief van 19 december 2024 heeft de minister aan verzoeker bekendgemaakt te hebben besloten tot het verlengen van de overdrachtstermijn voor de overdracht van verzoeker aan Duitsland (hierna: het verlengingsbesluit). De verlenging is geschied op grond van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL24.52059, op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.52059, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 februari 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.