ECLI:NL:RBDHA:2025:17793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
C/09/683803 / HA RK 25-185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoeker met betrekking tot Palestijnse gebieden, Syrië en Oekraïne

Op 26 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een vaststellingsprocedure betreffende de staatloosheid van een verzoeker, geboren in Syrië en later woonachtig in Oekraïne. Het verzoekschrift, ingediend op 14 april 2025, strekte tot vaststelling van de staatloosheid van de verzoeker, die in Nederland asiel had aangevraagd. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder e-mails en brieven van de betrokken partijen. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, adviseerde het verzoek toe te wijzen, wat de rechtbank heeft overgenomen zonder mondelinge behandeling. De verzoeker heeft een complexe achtergrond, met een Syrische afkomst en een verblijf in Oekraïne, maar zijn nationaliteit kon niet worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker geen onderdaan is van de Palestijnse gebieden, Syrië of Oekraïne, en concludeert dat hij staatloos is. De beslissing is genomen op basis van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid, die de voorwaarden voor het vaststellen van staatloosheid regelt. De rechtbank heeft de staatloosheid van verzoeker vastgesteld, waarmee hij recht heeft op de bescherming die aan staatlozen toekomt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 25-185
Zaaknummer: C/09/683803
Datum beschikking: 26 september 2025

Vaststelling van staatloosheid

Beschikking op het op 14 april 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: [naam] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • de e-mail van 8 mei 2025, met bijlage, van de Staat;
  • de e-mail van 14 mei 2025, met bijlagen, van verzoeker;
  • de brief van 9 juli 2025, met bijlagen, van de Staat;
  • de brief van 22 augustus 2025 van verzoeker.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoeker, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De Staat adviseert het verzoek toe te wijzen.
Omdat het advies van de Staat overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen. Partijen hebben hiermee ingestemd.

Feiten

De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt:
  • Verzoeker is geboren op [geboortedatum 1] 1966 te [geboorteplaats 1] (Syrië).
  • Verzoeker heeft tot 1987 in Syrië gewoond, daarna is hij vertrokken naar de Sovjet-Unie (thans: Oekraïne) waar hij tot 6 maart 2022 heeft verbleven.
  • Verzoeker is op [datum 1] 2015 te [plaats] (Oekraïne) gehuwd met zijn huidige echtgenote (geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] , Sovjet-Unie). Daarvoor was verzoeker van [datum 2] 1992 tot [datum 2] 2008 gehuwd met een andere vrouw (geboren op [geboortedatum 3] 1959 te [geboorteplaats 3] , Sovjet-Unie).
  • Verzoeker is vanuit Oekraïne Nederland ingereisd en heeft op 15 maart 2022 een aanvraag asiel in Nederland gedaan.
  • Aan verzoeker is een verblijfsvergunning asiel verleend met ingang van 15 maart 2022, geldig tot 15 maart 2027.
  • De nationaliteit van verzoeker is niet komen vast te staan en is in de basisregistratie personen geregistreerd als ‘onbekend’.
  • Verzoeker is in het bezit van de volgende documenten, welke zijn gecontroleerd door Bureau Documenten van de IND en echt zijn bevonden:
o Syrisch reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen;
o Oekraïense permanente verblijfsvergunning;
o UNRWA Family Record
o UNRWA Family Registration Card;
o UNRWA Family Registration Certificate;
o Familieboekje uit de burgerlijke stand voor Palestijnen (GAPAR) uit Syrië;
o Uittreksel bevolkingsregister van GAPAR;
o Uittreksel familieregister van GAPAR.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoeker in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoeker onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzoek.
Relevante landen
Verzoeker en de Staat zijn het erover eens dat de Palestijnse gebieden, Syrië en Oekraïne in de beoordeling van de rechtbank betrokken moeten worden. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Wordt verzoeker als onderdaan van de Palestijnse gebieden beschouwd?
Uit de overgelegde stukken volgt dat verzoeker de Palestijnse nationaliteit heeft en als Palestijns vluchteling in Syrië heeft verbleven. Verzoeker verklaart zelf ook uitsluitend in het bezit te zijn van de Palestijnse nationaliteit. De Staat concludeert op grond hiervan dat verzoeker in die hoedanigheid als staatloos wordt aangemerkt.
De rechtbank sluit zich bij deze conclusie aan. Immers, uit het ‘Algemeen Ambtsbericht Palestijnse Gebieden’ (april 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ‘Werkinstructie SUA’ van 11 december 2020 van de IND (nummer en titel: WI 2020/19 Palestijnen, hierna te noemen: de Werkinstructie) volgt dat Nederland de staat Palestina en dus ook de Palestijnse nationaliteit niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen daarom als staatloos.
Wordt verzoeker als onderdaan van Syrië beschouwd?
De Staat concludeert dat het niet aannemelijk is dat verzoeker ooit de nationaliteit van Syrië heeft verkregen. Zij baseert dit op de Syrische nationaliteitswetgeving en op de omstandigheid dat verzoeker in Syrië staat geregistreerd als Palestijnse vluchteling.
De rechtbank sluit zich bij deze conclusie aan. Uit de Werkinstructie volgt immers dat Palestijnen in Syrië in principe staatloos zijn en niet kunnen naturaliseren.
Wordt verzoeker als onderdaan van Oekraïne beschouwd?
Hoewel verzoeker 35 jaar in Oekraïne heeft gewoond – en hij gelet op het Thematisch ambtsbericht staatsburgerschap- en vreemdelingenwetgeving in Moldavië en Oekraïne van juni 2014 mogelijk de gelegenheid heeft gehad om te naturaliseren tot Oekraïner – concludeert de Staat dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat verzoeker daadwerkelijk de Oekraïense nationaliteit bezit. De Staat verwijst hierbij in het bijzonder naar het door verzoeker overgelegde Syrische reisdocument waaruit blijkt dat hij in 2022 middels een reisvisum vanuit Oekraïne naar Polen is gereisd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daar anders over te oordelen, dus sluit zich bij deze conclusie aan.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoeker door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoeker kan worden vastgesteld.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat verzoeker staatloos is.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, rechter, bijgestaan door mr. M.G.J. Konings als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2025.