Uitspraak
1.De procedure
- het verstekvonnis van 16 januari 2025 met zaaknummer 11488666 RL EXPL 25-714;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Oorspronkelijk had [partij B] een verstekvonnis verkregen op 16 januari 2025, waarin [partij A] werd veroordeeld tot betaling van € 3.105,00 aan hoofdsom, € 526,96 aan incassokosten en € 340,40 aan rente. [partij A] heeft echter verzet aangetekend tegen dit vonnis, stellende dat er geen overeenkomst van geldlening was gesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [partij A] tijdig verzet heeft ingesteld, aangezien zij pas op 5 februari 2025 op de hoogte was van het verstekvonnis. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of er voldoende bewijs was voor de stelling van [partij B] dat er een geldleningsovereenkomst bestond. De kantonrechter oordeelde dat [partij B] onvoldoende feiten en omstandigheden had aangedragen om het bestaan van een overeenkomst van geldlening te onderbouwen. Hierdoor werd het verstekvonnis vernietigd en werden de vorderingen van [partij B] afgewezen. Tevens werd [partij B] veroordeeld in de proceskosten van [partij A].