ECLI:NL:RBDHA:2025:17772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
11700295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van koopprijs afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van non-conformiteit van geleverde fauteuil

In deze zaak heeft [eiser] een fauteuil gekocht van M.S. Meubelen, maar stelt dat de geleverde fauteuil niet voldoet aan de overeenkomst. [eiser] heeft M.S. Meubelen een brief gestuurd waarin zij de koopovereenkomst ontbindt en terugbetaling van de koopprijs van € 3.000,00 verzoekt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt. De vorderingen tot verklaring van ontbinding van de koopovereenkomst, terugbetaling van de koopprijs en betaling van incassokosten zijn afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de fauteuil is geleverd conform de gemaakte afspraken en dat de klachten van [eiser] subjectief zijn. De rechter heeft ook geoordeeld dat [eiser] niet gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden, omdat zij niet voldoende feiten heeft aangedragen die de non-conformiteit van de fauteuil onderbouwen. M.S. Meubelen is daarom niet gehouden tot terugbetaling van de koopprijs en [eiser] moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
JB/BV (B)
Zaaknummer: 11700295 \ RL EXPL 25-9011
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.J.H. Anker,
tegen
M.S. MEUBELEN B.V.,
te Waddinxveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: M.S. Meubelen,
niet verschenen.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] heeft van M.S. Meubelen een fauteuil gekocht die volgens haar niet beantwoordt aan de overeenkomst. [eiser] heeft aan M.S. Meubelen een brief gezonden waarin zij de koopovereenkomst heeft ontbonden en heeft verzocht om terugbetaling van de koopprijs. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden wordt afgewezen, omdat door [eiser] onvoldoende is onderbouwd dat de fauteuil niet beantwoordt aan de overeenkomst. Ook de vorderingen tot terugbetaling van de koopsom en tot betaling van incassokosten worden daarom afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 mei 2025 met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord van 17 juni 2025;
- de brief van 23 juni 2025 waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van 4 augustus 2025 van [eiser] met productie 12;
- de mondelinge behandeling van 14 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 18 januari 2023 heeft [eiser] met M.S. Meubelen een koopovereenkomst gesloten. Afgesproken is dat [eiser] € 3.000,00 betaalt en dat M.S. Meubelen een standaard fauteuil levert met enkele technische aanpassingen ten behoeve van het zitcomfort van [eiser] . Deze aanpassingen zijn als volgt op het orderformulier opgenomen:
“Binnenwerkse maat -/- 2cm.
Rug +/+ 5cm meer rechtop
Rug +/+ 20cm”
3.2.
Op 20 november 2023 heeft M.S. Meubelen aan [eiser] een factuur gestuurd. In deze factuur is onder meer opgenomen:
“Binnenwerks -/- 2cm rug +/+ 5CM meer rechtop
Rug hoger maken/binnenwerks smaller / rug meer rechtop.”
3.3.
Er hebben meerdere passessies plaatsgevonden. Onder meer in december 2023, januari 2024 en op 2 februari 2024. Tijdens deze passessies is de fauteuil meerdere keren aangepast. Tijdens de laatste passessie op 2 februari 2024 is via het plaatsen van extra materiaal de definitieve maatvoering van de fauteuil vastgesteld.
3.4.
M.S. Meubelen heeft de fauteuil vervolgens laten stofferen en op 15 maart 2024 aan [eiser] geleverd. Voorafgaand aan levering heeft [eiser] de koopprijs betaald.
3.5.
Op 20 maart 2024 heeft [eiser] bij M.S. Meubelen geklaagd dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt en verzocht om kosteloos herstel. Vanwege het uitblijven van kosteloos herstel heeft [eiser] op 26 februari 2025 een brief aan M.S. Meubelen verstuurd waarin zij verklaart de overeenkomst te ontbinden. Ook heeft zij verzocht om terugbetaling van de koopprijs van € 3.000,00.
3.6.
M.S. Meubelen heeft de koopprijs van € 3.000,00 niet aan [eiser] terugbetaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de koopovereenkomst is ontbonden, althans de koopovereenkomst bij vonnis ontbindt;
II. M.S. Meubelen veroordeelt tot (terug)betaling van de koopsom van € 3.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 maart 2025;
III. M.S. Meubelen veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 514,25;
IV. M.S. Meubelen veroordeelt tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 dagen na betekening van dit vonnis.
4.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat M.S. Meubelen haar verplichtingen op grond van de overeenkomst niet is nagekomen, omdat de geleverde fauteuil niet overeenkomt met de gemaakte afspraken. Zij wijst erop dat zij niet goed met haar armen op de leuningen kan rusten, dat zij niet goed rechtop kan zitten en dat zij lichamelijke klachten in de stoel ervaart. Zij voert daarnaast aan dat M.S. Meubelen de fauteuil niet heeft hersteld binnen een door haar gestelde termijn en dat zij de overeenkomst daarom op 25 februari 2025 heeft ontbonden. Als gevolg van de ontbinding is M.S. Meubelen gehouden om de koopprijs van € 3.000,00 terug te betalen.
4.3.
M.S. Meubelen voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, althans tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] met bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.4.
M.S. Meubelen betwist dat de door haar geleverde fauteuil niet overeenkomt met de gemaakte afspraken. Zij voert aan dat er meerdere passessies hebben plaatsgevonden, dat tijdens de laatste passessie via het plaatsen van materiaal de definitieve maatvoering is vastgesteld en dat de fauteuil vervolgens alleen nog gestoffeerd is. Daarnaast voert M.S. Meubelen aan dat [eiser] de fauteuil goedgekeurd heeft.

5.De beoordeling

[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt
5.1.
Op grond van de artikelen 7:22 BW is [eiser] in beginsel bevoegd om de koopovereenkomst via een schriftelijke verklaring te ontbinden wanneer de door M.S. Meubelen geleverde fauteuil niet beantwoordt aan de overeenkomst en M.S. Meubelen tekortschiet in haar verplichting tot herstel. Uit artikel 7:17 BW volgt dat de fauteuil niet beantwoordt aan de overeenkomst wanneer de fauteuil, mede gelet op haar aard en de mededelingen die M.S. Meubelen over de fauteuil heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Het is aan [eiser] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt.
5.2.
Hoewel de kantonrechter begrijpt dat het voor [eiser] uitermate vervelend is dat zij niet goed zit in een fauteuil die specifiek voor haar is gemaakt, is
datniet van belang bij de beoordeling of de fauteuil de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dit is namelijk een puur subjectieve ervaring van [eiser] , terwijl de beoordeling plaats moet vinden aan de hand van objectieve feiten en omstandigheden, zoals overeengekomen specificaties en maatvoering.
5.3.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat de door M.S. Meubelen geleverde fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt. Op grond van de overeenkomst en de passessies mocht [eiser] verwachten dat de fauteuil zou voldoen aan de maatvoering zoals via aanbrengen van materiaal vastgesteld tijdens de laatste passessie op 2 februari 2024. Ter zitting is door beide partijen bevestigd dat deze maatvoering niet is vastgelegd in een document of formulier. Uit de door [eiser] overgelegde foto’s van haar in de fauteuil tijdens de laatste passessies en kort na de levering, volgt niet dat de fauteuil in afwijking van deze maatvoering is gemaakt. Ook uit de door haar overgelegde verklaringen van Kerstin Collée en Daniël Slaman volgt dit niet. Deze verklaringen zien namelijk op de subjectieve waarneming van de zitpositie van [eiser] en niet op de maatvoering of technische specificaties van de fauteuil. M.S. Meubelen heeft gemotiveerd aangevoerd dat de fauteuil na de laatste passessie niet meer aangepast is, dat uitsluitend stoffering aangebracht moest worden op het tijdens de passessie geplaatste materiaal en dat het aanbrengen van de stoffering nauwelijks tot geen effect heeft op de uiteindelijke maatvoering. In het licht van die betwisting had van [eiser] verwacht mogen worden dat zij objectieve feiten en omstandigheden zou aanvoeren waaruit blijkt dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt. Dit heeft zij nagelaten, waardoor zij onvoldoende heeft onderbouwd dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt.
5.4.
Omdat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt, wordt [eiser] niet toegelaten tot bewijs van haar stelling ter zake. Bovendien geldt dat [eiser] slechts heeft aangeboden om te bewijzen dat de fauteuil niet beantwoordt aan de op het orderformulier en de factuur vermeldde specificaties. Hiervoor is echter overwogen dat [eiser] mocht verwachten dat de fauteuil zou voldoen aan de technische specificaties zoals vastgesteld tijdens de laatste passessie op 2 februari 2024 en door M.S. Meubelen is gemotiveerd aangevoerd dat de tijdens de laatste passessie via aanbrengen van materiaal vastgestelde maatvoering afwijkt van de specificaties zoals vermeld op het orderformulier en de factuur. Het bewijsaanbod heeft daarom geen betrekking op de vraag of de fauteuil aan de overeenkomst beantwoordt en wordt mede daarom gepasseerd.
[eiser] is niet gerechtigd (geweest) om de overeenkomst te ontbinden
5.5.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat de fauteuil niet aan de overeenkomst beantwoordt. [eiser] is daarom niet gerechtigd geweest om de overeenkomst via haar brief van 26 februari 2025 te ontbinden. De gevorderde verklaring van recht dat de koopovereenkomst is ontbonden wordt daarom afgewezen. Ook de alternatief gevorderde ontbinding van de koopovereenkomst wordt om deze reden afgewezen.
M.S. Meubelen hoeft de koopprijs niet terug te betalen
5.6.
De overeenkomst is niet ontbonden en wordt ook niet in dit vonnis ontbonden. M.S. Meubelen is daarom niet gehouden tot terugbetaling van de koopprijs. De vordering van [eiser] tot terugbetaling wordt daarom afgewezen.
M.S. Meubelen hoeft geen incassokosten te betalen
5.7.
De vordering tot betaling van incassokosten is onlosmakelijk verbonden met de vordering tot terugbetaling van de koopprijs. Omdat M.S. Meubelen de koopprijs niet hoeft terug te betalen, hoeft zij dus ook de incassokosten niet te betalen. De vordering tot betaling van incassokosten wordt daarom afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten van M.S. Meubelen betalen
5.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van M.S. Meubelen worden begroot op:
- verletkosten
50,00
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
70,00
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 70,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2 en 6.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Bruinsma en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.