ECLI:NL:RBDHA:2025:1772
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag op basis van onvoldoende binding met Syrië
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 16 september 2021, en na bezwaar bleef de minister bij zijn besluit in een bestreden besluit van 4 mei 2024. De rechtbank behandelde de zaak op 16 januari 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de gemachtigde van eisers zich kort voor de zitting afmeldde.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat er geen substantiële sociale en economische binding met Syrië is aangetoond door eisers. Hoewel eisers stelden dat zij vastgoed bezitten en een actief zakelijk leven leiden, heeft de minister onvoldoende bewijs ontvangen dat zij daadwerkelijk over een substantieel inkomen beschikken. De rechtbank benadrukt dat de afwijzing van de visumaanvraag niet alleen op de algemene situatie in Syrië is gebaseerd, maar ook op de individuele omstandigheden van eisers.
De rechtbank concludeert dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden was om verder onderzoek te doen of eisers te horen. De uitspraak van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is verklaard, wat betekent dat de visumaanvraag van eisers terecht is afgewezen. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 27 januari 2025.