ECLI:NL:RBDHA:2025:17665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
NL25.10688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om bij vader in Nederland te wonen en afwijzing van de machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2025, wordt het beroep van eiser, een minderjarige zoon, behandeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn vader in Nederland te kunnen wonen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen, wat eiser niet accepteert. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden die eiser aanvoert. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiser krijgt gelijk en het beroep wordt gegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat de minister in zijn besluit niet heeft aangetoond dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiser en zijn vader, referent. De rechtbank oordeelt dat de minister een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt vergoed door de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. T.J.A.J. Tichelaar).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een verzoek van eiser om bij zijn vader in Nederland te mogen wonen. Daarvoor heeft hij een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nodig en die is afgewezen. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een mvv voor het doel “Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent]” (referent). De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 3 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 februari 2025 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
3. Eiser is de minderjarige zoon van referent. Referent stelt dat hij met de moeder van zijn zoon van 2008 tot en met 2016 een relatie heeft gehad en dat zij in die periode ook hebben samengewoond. In 2010 is eiser geboren. Omdat referent en de moeder van eiser niet waren gehuwd, heeft referent zijn zoon kort na de geboorte erkend. Nadat de relatie is geëindigd in 2016 is referent in dezelfde straat blijven wonen. Het contact bleef daarmee hecht en ook na de relatiebreuk heeft referent voor eiser zorg- en opvoedtaken verricht. In 2019 is referent naar Nederland gekomen. Eiser en referent hebben ondanks de afstand altijd contact onderhouden en referent is (na de coronaperiode) ook naar de Dominicaanse Republiek gereisd om zijn zoon te bezoeken. Verder hebben referent en de moeder van eiser na het vertrek van referent naar Nederland steeds belangrijke zaken rond de opvoeding van eiser met elkaar besproken en heeft referent ook na zijn vertrek steeds financieel bijgedragen aan de opvoeding van eiser. Inmiddels heeft referent sinds 2023 ook de juridische voogdij over eiser. Referent heeft zijn stellingen onderbouwd met stukken, waaronder een notariële verklaring met apostille, met daarin opgenomen verklaringen van zijn ex-partner en familieleden van zijn ex-partner, verklaringen van zijn (oud) buren en van de lokale wijkraad van de wijk waar referent, eiser en de moeder van eiser hebben samengewoond. Daarnaast heeft referent foto’s overgelegd van hem en eiser samen, alsmede screenshots van whatsappgesprekken met eiser en de moeder van eiser. Ook heeft referent bankafschriften overgelegd met daarop betalingen aan de moeder van eiser in de periode vanaf 2019.
Is er sprake van familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM?
4. De minister stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat er sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De minister meent dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser is geboren uit een relatie tussen referent en zijn moeder. Daarnaast is niet gebleken van persoonlijke hechte banden tussen eiser en referent. De overgelegde verklaringen zijn niet objectief verifieerbaar. Deze zijn immers afkomstig van familieleden of personen uit de omgeving. Ook zijn geen bewijsstukken van de gestelde opvoedingstaken, waardoor niet aannemelijk is gemaakt dat eiser daadwerkelijk zorg- en opvoedtaken had. Het door referent financieel ondersteunen van eiser op zich toont niet aan dat sprake is van persoonlijke hechte banden, en kan bovendien op afstand worden voortgezet. Voorts blijkt uit de overgelegde foto’s niet dat sprake is van hechte persoonlijke banden. Dat referent op vakantie is geweest naar de Dominicaanse Republiek en hij met eiser verbleef, is niet aangetoond met bewijsstukken. Verder bestaan de ingediende Whatsapp-berichten veelal uit spraakmemo’s of berichten in de Spaanse taal. Hieruit kan niet afgeleid worden wat wordt besproken en daarom kan hieraan geen waarde worden toegekend.
4.1.
Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat geen sprake is van familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Hij is geboren uit een exclusieve en duurzame relatie tussen referent en zijn moeder, waarbij referent hem direct na de geboorte als kind heeft erkend en inmiddels ook de juridische voogdij over hem heeft verkregen. Het gezin heeft jaren samengewoond in de Dominicaanse Republiek. [1] Ook na de verbreking van de relatie en na het vertrek van referent naar Nederland in 2019, is het contact met referent voortgezet. Dit blijkt ook uit de notariële akte en schriftelijke verklaringen van familieleden en buren die eiser heeft overgelegd. Ook heeft referent hem en zijn moeder structureel financieel ondersteund en is hij betrokken geweest bij de opvoeding en bij belangrijke beslissingen in het leven van eiser. Ten bewijze hiervan heeft eiser stukken overgelegd. De minister legt volgens eiser een te zware bewijslast op indien hij vindt dat moet worden aangetoond dat sprake is geweest van permanente samenwoning of financiële afhankelijkheid om te kunnen spreken van gezinsleven. Gelet op het voorgaande is het besluit in strijd met het motivering- en zorgvuldigheidsbeginsel.
4.2.
De beroepsgrond slaagt. Uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) volgt dat de minister in ieder geval familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aanneemt tussen ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen. Wanneer de kinderen niet zijn geboren uit een huwelijk of niet-huwelijkse relatie dan dient sprake te zijn van hechte persoonlijke banden om te kunnen spreken van familie- of gezinsleven. Uit werkinstructie (WI) 2020/16 volgt dat als de biologische vader op het moment dat het kind werd geboren of werd verwekt een huwelijk of relatie had met de moeder, sprake is van familie- of gezinsleven. [2]
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser niet is geboren uit een huwelijk tussen referent en zijn moeder. Evenmin is in geschil dat referent de biologische vader van eiser is, dat hij zijn zoon direct na diens geboorte heeft erkend en dat hij inmiddels de juridische voogdij heeft. Wel betwist de minister dat referent en de moeder van eiser een relatie hebben gehad, dat eiser uit die relatie is geboren en dat ze ook na de geboorte in gezinsverband hebben samengewoond. De minister acht dit onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is geboren uit een (niet-huwelijkse) relatie tussen referent en zijn moeder en dat zij niet in gezinsverband hebben samengewoond. Zowel referent, de moeder van eiser en familieleden hebben daarover verklaard en de verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de wijkraad van El Palmar De Herrera van 6 november 2024. Uit die verklaring volgt dat referent en de moeder een relatie hadden van 2008 tot en met 2016 en in die periode samenwoonden. Tijdens deze relatie is eiser geboren. Anders dan de minister heeft gesteld, is deze verklaring voldoende objectief. Deze is immers opgesteld door de wijkraad van de buurt waar referent met zijn gezin woonde. Niet valt in te zien welk belang de wijkraad zou hebben bij het verstrekken van een verklaring die niet op de waarheid berust. De minister heeft bovendien de inhoud en de betrouwbaarheid van deze verklaring niet gemotiveerd betwist.
4.5.
Daarnaast heeft referent zes verklaringen van (schoon)familie en buren overgelegd. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de minister dat deze verklaringen op zichzelf subjectief zijn en dat daaraan slechts een geringe bewijskracht toekomt. Niettemin sluiten zij in grote lijnen aan bij de verklaring van de wijkraad en schetsen zij een vergelijkbaar beeld. Uit deze verklaringen komt naar voren dat referent steeds zorg- en opvoedtaken voor eiser heeft vervuld en beslissingen over hem heeft genomen. Dat referent tot op heden nog beslissingen voor eiser neemt, blijkt bovendien uit de overgelegde WhatsApp-gesprekken tussen referent en de moeder van eiser. Daarin is te zien dat zij samen keuzes maken over een medische behandeling van eiser. De structurele financiële bijdragen van referent versterken dit beeld. Verder volgt uit de foto’s en de overgelegde WhatsApp-gesprekken tussen eiser en referent dat sprake is van intensief en duurzaam contact tussen beiden. Dat de berichten vooral spraakmemo's zijn, doet daaraan niet af.
4.6.
Voor zover de minister zou betogen dat het gezinsleven door het vertrek van referent naar Nederland als verbroken kan worden beschouwd merkt de rechtbank op dat uit WI 2020/16 volgt dat daarvan pas sprake is als de biologische vader en zijn uit een relatie geboren kind zeer langdurig niet meer hebben samengewoond en in die periode geen contact hebben gezocht met elkaar, noch de wens hebben om dit contact te herstellen. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat daarvan sprake is.
4.7.
Gelet op al deze omstandigheden in onderlinge samenhang is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat eiser is geboren uit de relatie tussen referent en zijn moeder, en dat daarnaast sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiser en referent. Daarmee kan de motivering die de minister aan de afwijzing ten grondslag heeft gelegd, geen stand houden.
Belangenafweging
5. Eiser betoogt verder dat ten onrechte geen belangenafweging is verricht door de minister. Er is immers sprake van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
5.1.
Aangezien de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van gezinsleven, heeft de minister ook geen belangenafweging gemaakt. Sinds de uitspraak van 27 maart 2024 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hoeft immers geen belangenafweging gemaakt te worden als er geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is. [3] In zoverre slaagt het betoog van eiser niet. Zoals uit het voorgaande blijkt heeft de minister echter onvoldoende gemotiveerd waarom hij niet uitgaat van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen eiser en referent. In het nieuw te nemen besluit zal de minister dit alsnog moeten doen. Indien de minister tot de conclusie komt dat sprake is van gezinsleven, zal hij vervolgens nog een belangenafweging moeten maken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de minister dan ook opdragen een nieuw besluit op bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
7. Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Daarom wordt aan eiser een bedrag toegekend van € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 februari 2025;
- draagt de minister op een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hierbij verwijst eiser naar een verklaring van de wijkraad van de wijk waarin eiser, referent en zijn moeder hebben gewoond.
2.Paragraaf B7/3.8 van de Vc 2000.