ECLI:NL:RBDHA:2025:1765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/09/669450 / HA ZA 24-582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst camper wegens non-conformiteit en dwaling

In deze zaak heeft eiser een camper gekocht van gedaagde, Kampeercentrum, en beroept zich op non-conformiteit en dwaling. Eiser stelt dat de camper niet voldoet aan de verwachtingen die hij op basis van de koopovereenkomst had, met name dat de camper in de rijstand horizontaal zou staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van non-conformiteit, omdat de camper technisch gezien voldoet en er geen bewijs is dat eiser bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk heeft gemaakt dat hij een camper wilde die volledig recht staat in de rijstand. De rechtbank heeft ook het beroep op dwaling afgewezen, omdat niet is aangetoond dat gedaagde eiser onjuist heeft geïnformeerd over de eigenschappen van de camper. Eiser heeft zijn vorderingen, waaronder ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding, afgewezen gekregen. De rechtbank heeft eiser veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 12.223,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/669450 / HA ZA 24-582
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden te [woonplaats] ,
eisers,
hierna samen: [eisers] (enkelvoud),
advocaat: mr. R.J. van de Leur, te Haarlem,
tegen
[gedaagde] B.V., te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna: Kampeercentrum,
advocaat: mr. L.B. van Beveren, te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juni 2024, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 18;
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2024, waarin de mondelinge behandeling is bevolen.
1.2.
Op 6 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de advocaten pleitnotities overgelegd, die in het griffiedossier zijn gevoegd.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eisers] en Kampeercentrum hebben op 24 juli 2021 een koopovereenkomst gesloten voor een integraalcamper van het merk Hymer, type BMLi 780 met kenteken
[kenteken] (hierna: de camper) voor € 192.058,-. In de koopovereenkomst staat dat de camper ‘luchtvering achter’ heeft.
2.2.
Op het moment dat de koopovereenkomst werd gesloten, was de camper nog niet beschikbaar als showroommodel. Het betreft een model uit 2022.
2.3.
Kampeercentrum heeft op 29 oktober 2021 aan [eisers] bericht dat ‘luchtvering achteras’ komt te vervallen omdat de luchtvering niet leverbaar is.
2.4.
Op 30 oktober 2021 heeft [eisers] een e-mailbericht gestuurd aan Kampeercentrum. [eisers] schrijft onder meer:
“[…] Een item is, of wordt, de luchtvering. De wens mijnerzijds is tweeërlei. Het comfort is optisch. Dat laatste is voor mij zeker zo belangrijk als het comfort. Ik vind het uitgesproken lelijk wanneer een voertuig achter veel hoger staat dan voor. Mag best een paar centimeter, maar niet meer. En daarvoor is luchtvering de oplossing. Kijk naar mijn (voormalige) Carthago. Een plaatje wat dat betreft. […]”
2.5.
Kampeercentrum heeft op 19 februari 2022 een herziene specificatie gestuurd aan [eisers] . Hierin staat dat de camper: ‘volledige luchtvering achteras’ heeft.
2.6.
Op 2 maart 2022 heeft [eisers] een e-mailbericht gestuurd aan Kampeercentrum. [eisers] schrijft onder meer:
“[…] Luchtvering achter. Ben ik vergeten aan de orde te stellen. Hoewel ik dit – zeker verbaal – al aan de orde gesteld heb, dient het resultaat van de luchtvering te zijn dat de camper – in de rijstand – achter net zo hoog staat als voor. Beladen of onbeladen maakt niet uit. Daar is het luchtvering voor.”
2.7.
Op 4 april 2022 heeft [eisers] een e-mailbericht gestuurd aan Kampeercentrum. [eisers] schrijft onder meer:
“[…] Zekerheidshalve herhaal ik mijn verzoek in de hiervoor genoemde email m.b.t. de stand van de camper na het plaatsen van de luchtvering achter: d.w.z., de camper staat in de rijstand horizontaal. De “esthetische” component is voor mij een (belangrijke) overweging bij de aanschaf, hetgeen ik in een vroeg stadium al kenbaar heb gemaakt. Het is overigens niet alleen het esthetische. Ook wanneer de camper stil staat op een vlakke weg, in de rijstand, dient de vloer waarop je loopt gewoon “waterpas” te zijn.”
2.8.
Kampeercentrum heeft op 17 mei 2022 nogmaals de laatst gewijzigde specificatie gestuurd, met daarin ‘volledige luchtvering achteras’. [eisers] heeft deze specificatie schriftelijk geaccepteerd.
2.9.
De camper is op 4 augustus 2022 geleverd. De camper is geleverd zonder luchtvering omdat dit systeem op dat moment nog niet beschikbaar was.
2.10.
Rond 28 maart 2023 heeft Kampeercentrum het luchtveringsysteem gemonteerd. Zij heeft hiervoor een factuur gestuurd, die [eisers] heeft betaald.
2.11.
De camper staat (met het luchtveringsysteem achter) niet volledig recht in de rijstand.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert in deze procedure de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden dan wel deze te ontbinden, en Kampeercentrum te veroordelen tot betaling van € 306.475,83, bestaande uit terugbetaling van de volledige koopsom en schadevergoeding;
II. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst partieel is ontbonden dan wel de koopovereenkomst partieel te ontbinden, en Kampeercentrum te veroordelen tot betaling van € 100.000,- of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, bestaande uit gedeeltelijke terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding;
III. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst is vernietigd dan wel de koopovereenkomst te vernietigen en gedaagde te verplichten tot het terugnemen van de camper en Kampeercentrum te veroordelen tot betaling van € 192.058,01, bestaande uit de volledige koopsom;
IV. te verklaren voor recht dat Kampeercentrum onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en gehouden is tot vergoeding van de door [eisers] geleden schade en/of tot betaling van een schadevergoeding uit ongerechtvaardigde verrijking die ontstaat als gevolg van de vernietiging van de koop, almede Kampeercentrum te veroordelen tot betaling van € 105.958,- of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
V. Kampeercentrum te veroordelen tot betaling van incassokosten ter hoogte van € 3.660,25, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 15 maart 2024, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. Kampeercentrum te veroordelen tot betaling van nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vorderingen (I en II) ten grondslag dat hij mocht verwachten dat de camper horizontaal zou staan in de rijstand. Dat bleek niet het geval en daarmee is sprake van non-conformiteit en grond voor gehele of, subsidiair, gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Hij maakt daarbij aanspraak op schadevergoeding omdat de aanschafprijs is gestegen in de periode waarin hij wachtte op de luchtvering, en omdat hij huurkosten heeft gemaakt voor een vervangende camper.
3.3.
De (impliciet (meer) subsidiaire) vordering III is gebaseerd op de stelling dat [eisers] heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst. Hij voert daartoe aan dat hij de camper niet zou hebben gekocht als hij had geweten dat die niet horizontaal zou staan in de rijstand en/of als hem was verteld dat het hebben van luchtvering achter niet betekende dat de camper geheel recht zou staan in de rijstand.
3.4.
Daarbij heeft Kampeercentrum volgens [eisers] onrechtmatig gehandeld omdat zij belangrijke informatie heeft achtergehouden. Hij vordert (onder IV) schadevergoeding omdat als de overeenkomst is of wordt ontbonden of vernietigd, Kampeercentrum een camper terugkrijgt die in waarde is gestegen en zij ongerechtvaardigd is verrijkt. Dat bedrag moet worden vergoed.
3.5.
Kampeercentrum voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten. Als eerste verweer voert Kampeercentrum aan dat de vorderingen van [eisers] zijn verjaard. Kampeercentrum betwist verder dat [eisers] mocht verwachten dat de camper horizontaal zou staan in de rijstand en dus niet voldoet aan de overeenkomst. Er is volgens Kampeercentrum niet over gesproken dat de camper recht zou moeten staan. Dat [eisers] dat wilde of verwachtte werd pas veel later duidelijk in het contact over de luchtvering. Pas toen bleek dat [eisers] had aangenomen dat door luchtvering in de achteras de camper geheel horizontaal zou staan in de rijstand. Dat is volgens Kampeercentrum niet realistisch en ook niet haalbaar.

4.De beoordeling

consumentenrecht

4.1.
De rechtbank stelt ten eerste vast dat sprake is van consumentenkoop. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Het gevolg hiervan is dat de meeste bepalingen van Titel 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van dwingend recht zijn.
verjaring
4.2.
Omdat het beroep op verjaring het meest verstrekkende verweer van Kampeercentrum is, zal de rechtbank daar nu eerst op ingaan.
4.3.
Op grond van artikel 7:23 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek verjaart de rechtsvordering van de koper twee jaar na kennisgeving aan de verkoper van de non-conformiteit. Kampeercentrum betoogt dat [eisers] een dergelijke kennisgeving had kunnen en moeten doen vanaf 29 oktober 2021, nadat Kampeercentrum zelf had aangegeven dat het luchtveringsysteem niet leverbaar was. [eisers] heeft dit niet binnen twee jaar na 29 oktober 2021 gedaan, waardoor zijn vordering is verjaard, aldus Kampeercentrum.
4.4.
De rechtbank gaat niet mee in deze redenering van Kampeercentrum. Uit de parlementaire geschiedenis [1] volgt dat de verjaringstermijn niet gaat lopen voordat de zaak wordt geleverd. [eisers] heeft voor ontvangst van de camper getekend op 16 augustus 2022. De verjaringstermijn is dus op zijn vroegst op die datum gaan lopen. De dagvaarding is uitgebracht binnen twee jaar daarna, op 26 januari 2024. De rechtbank passeert daarom het verweer dat de vordering van Kampeercentrum is verjaard.
non-conformiteit
4.5.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. Ook mag de koper verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien (artikel 7:17 lid 2 BW).
4.6.
[eisers] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het gaat om een (met name) esthetisch aspect van de camper, namelijk dat de camper, wanneer deze stilstaat in de rijstand, waterpas staat, zodat het er niet onnatuurlijk uitziet en je gemakkelijk door het woongedeelte kunt lopen. Dit volgt ook uit zijn e-mail van 4 april 2022 (zie 2.7 hiervoor). Volgens Kampeercentrum is dat niet realistisch. Zij heeft toegelicht dat het gebruikelijk is dat een camper tijdens het rijden wat voorover helt. De fabrikant van de camper heeft dit schriftelijk bevestigd en aangegeven dat noodzakelijk is dat de camper iets voorover ligt, omdat de camper voorwielaandrijving heeft.
4.7.
Bij de beoordeling van de vraag of de camper de eigenschappen bevat die nodig zijn voor een normaal gebruik van de camper, stelt de rechtbank voorop dat niet in geschil is dat de camper, hoewel deze in de rijstand niet volledig horizontaal staat, technisch gezien voldoet. Er is geen sprake van een technisch mankement en van de kant van [eisers] is tijdens de mondelinge behandeling ook bevestigd dat de rijveiligheid niet in het geding is. De camper mist volgens [eisers] een gebruikelijke (en voor hem belangrijke) eigenschap, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat campers normaal gesproken recht staan in de rijstand en een horizontale rijstand een gebruikelijke eigenschap is die [eisers] (dus) mocht verwachten. Dat is door Kampeercentrum gemotiveerd betwist en door [eisers] niet verder onderbouwd.
4.8.
In deze zaak komt het aan op de vraag of [eisers] bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk heeft gemaakt dat hij een camper wilde hebben die (volkomen) recht staat in de rijstand. [eisers] stelt dat hij dat in het overleg met Kampeercentrum heeft gezegd, ook voordat op 24 juli 2021 de koopovereenkomst werd gesloten. Dat is door Kampeercentrum weersproken en blijkt niet uit de stukken.
4.9.
Uit het dossier volgt dat [eisers] zijn wens dat de camper een horizontale rijstand heeft, voor het eerst heeft geuit in een e-mailbericht van 2 maart 2021. Later heeft hij deze wens herhaald op 4 april 2022 (zie 2.4 tot en met 2.7 hiervoor). In deze berichten geeft [eisers] aan dat het resultaat van de luchtvering moet zijn dat de camper – in de rijstand – achter net zo hoog staat als voor. [eisers] voert aan dat hij zijn wens al veel eerder kenbaar heeft gemaakt dan in de hiervoor genoemde berichten, maar het dossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. Het kan zijn dat hij eerder heeft gezegd dat hij het mooi vindt als een camper recht staat en dat de camper die hij had helemaal recht stond, maar dat is niet genoeg om aan te nemen dat hij kenbaar heeft gemaakt dat de nieuwe camper in de rijstand geheel horizontaal moest zijn. Overigens blijkt dat ook nog niet uit zijn bericht van 30 oktober 2021. Daarin staat dat het voertuig achter “best een paar centimeter” hoger mocht staan dan voor. Pas in zijn e-mail van 4 april 2022 staat de wens dat de camper
tijdens het rijden waterpasstaat.
4.10.
Voor zover [eisers] betoogt dat uit het feit dat in de koopovereenkomst van
24 juli 2021 en in de herziene specificaties staat dat de camper ‘luchtvering achter’ zou hebben, blijkt dat afgesproken is dat de camper horizontaal zou staan in de rijstand, volgt de rechtbank hem daarin niet. [eisers] nam wellicht aan dat luchtvering achter zou maken dat de camper geheel horizontaal zou staan in de rijstand, maar uit wat door Kampeercentrum naar voren is gebracht blijkt dat het niet zo is dat campers met luchtvering achter steeds helemaal recht staan. Er zijn ook geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan kan worden aangenomen dat bij het sluiten van de overeenkomst duidelijk was dat [eisers] dat aannam en/of dat Kampeercentrum die indruk heeft gewekt of dat heeft bevestigd.
4.11.
[eisers] heeft nog aangevoerd dat uit het feit dat Kampeercentrum heeft geprobeerd om de luchtvering rondom te installeren en de camper aan te passen naar de horizontale rijstand, volgt dat zij wist dat de luchtvering en de horizontale rijstand een wezenlijk aspect van de overeenkomst was. Daarin volgt de rechtbank hem niet. Dat Kampeercentrum, toen eenmaal duidelijk was geworden dat [eisers] luchtvering wilde en verwachtte dat de camper helemaal recht zou staan, heeft geprobeerd om dat zoveel mogelijk te realiseren, betekent niet dat zij, zoals [eisers] aanvoert, een kernbeding heeft geaccepteerd dat de camper horizontaal staat in de rijstand. Daaraan staat in de weg dat Kampeercentrum bij het aangaan van de overeenkomst niet wist dat dit voor [eisers] zo belangrijk was.
4.12.
Op grond van wat in deze naar voren is gekomen kan niet worden vastgesteld bij het aangaan van de overeenkomst is gesproken over de al of niet geheel horizontaal staan van de camper in de rijstand.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de stelling van [eisers] dat de camper niet de eigenschappen heeft die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten, wordt gepasseerd. Er is dus ook geen grond voor (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst vanwege een toerekenbare tekortkoming, en ook niet voor het toekennen van schadevergoeding.
dwaling
4.14.
[eisers] doet (meer subsidiair) een beroep op dwaling en vordert dat de overeenkomst wordt vernietigd.
4.15.
Artikel 6:228 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier relevant, dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien:
( a) de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij,
( b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten, of
( c) de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste voorstelling is uitgegaan (wederzijdse dwaling).
4.16.
[eisers] stelt dat hij de camper niet zou hebben gekocht als hij had geweten dat die niet horizontaal zou staan in de rijstand. Ook als dat zo is en [eisers] dwaalde op dat punt toen hij de overeenkomst met Kampeercentrum sloot, is er naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen grond om de overeenkomst te vernietigen. Daarvoor moet immers duidelijk zijn dat de dwaling te wijten is aan inlichtingen van Kampeercentrum of dat Kampeercentrum [eisers] had moeten waarschuwen, en dat volgt niet uit wat daartoe door [eisers] aan feiten en omstandigheden is aangevoerd.
In deze zaak is niet gesteld of gebleken dat Kampeercentrum [eisers] bij het aangaan van de koopovereenkomst inlichtingen heeft verstrekt over de stand van de camper. Het kan zo zijn dat [eisers] uit het feit dat de camper zou beschikken over luchtvering achter, heeft afgeleid dat de camper in de rijstand horizontaal zou staan, maar nergens blijkt uit dat Kampeercentrum hem dat heeft verteld of wist dat [eisers] daarvan uitging. Dat bleek pas veel later, uit zijn berichten over het al of niet aanbrengen van luchtvering. De rechtbank verwijst in dit verband naar wat is overwogen in 4.10 en 4.11.
4.17.
Zoals hiervoor al is overwogen is er ook geen bewijs dat [eisers] bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk heeft gemaakt dat hij een camper wilde die in de rijstand volkomen recht zou staan. Er is ook geen aanleiding om aan te nemen dat Kampeercentrum wist of moest begrijpen dat [eisers] dacht dat deze camper in de rijstand horizontaal zou staan. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat Kampeercentrum [eisers] had moeten uitleggen dat de camper niet geheel recht zou staan in de rijstand. Dit alles leidt tot de conclusie dat er geen grond is voor vernietiging van de overeenkomst vanwege dwaling.
onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking
4.18.
[eisers] voert tot slot aan dat Kampeercentrum onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij als verkoper informatie heeft achtergehouden en hij vordert op die grond schadevergoeding. Hiervoor is al overwogen dat niet kan worden aangenomen dat Kampeercentrum bij het aangaan van de overeenkomst wist of behoorde te weten dat de stand van de camper voor [eisers] zo belangrijk was en dat hij verwachtte dat de camper volledig horizontaal zou staan in de rijstand (vanwege de luchtvering achter). Dat werd pas gaandeweg duidelijk en toen bleek ook dat het door [eisers] beoogde resultaat niet met luchtvering kon worden behaald. Dat Kampeercentrum in het contact daarover met [eisers] relevante informatie heeft achtergehouden en zodanig onzorgvuldig is geweest dat sprake is van onrechtmatig handelen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Er is daarom geen grond voor een schadevergoedingsverplichting.
4.19.
Er is ook geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking op grond waarvan Kampeercentrum een bedrag zou moeten betalen. [eisers] gaat er bij dit onderdeel van zijn vordering van uit dat de koopovereenkomst is of wordt ontbonden of vernietigd en Kampeercentrum de camper moet terugnemen. Dat is niet het geval. Reeds hierom is ook dit onderdeel van zijn vordering niet toewijsbaar.
slotsom en proceskosten
4.20.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat alle vorderingen van [eisers] worden afgewezen. Omdat hij in het ongelijk is gesteld, wordt hij veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van Kampeercentrum worden begroot op:
- griffierecht € 6.617,00
- salaris advocaat € 5.428,00 (2 punten × tarief € 2.714,00)
- nakosten
€ 178,00(plus verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 12.223,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 12.223,00, te betalen binnen veertien dagen na het vonnis. Als [eisers] niet tijdig betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening en de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum van betekening tot de dag van volledige betaling van de proceskosten.
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken op
29 januari 2025. [2]

Voetnoten

1.MvA,
2.type: 3516