ECLI:NL:RBDHA:2025:17641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
NL25.19639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Iraakse eiseres wegens gebrek aan nieuwe relevante elementen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraakse eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar opvolgende asielaanvraag. Eiseres, geboren in 1990, heeft op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 25 april 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen nieuwe relevante elementen of bevindingen heeft aangedragen die haar aanvraag zouden kunnen ondersteunen.

De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de minister aanwezig waren. Eiseres en haar echtgenoot waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de opvolgende aanvraag rechtvaardigen. Eiseres had eerder asiel aangevraagd in 2015, maar deze aanvraag was afgewezen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de huidige aanvraag niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet voldoende inzicht heeft gegeven in de nieuwe bedreigingen die haar man zou ondervinden.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 juli 2025 en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.19639
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1],
[minderjarige 2], en
[minderjarige 3],
(gemachtigde: mr. M. Taheri), en
de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J. Visscher).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet- ontvankelijk verklaring van haar opvolgende asielaanvraag. Eiseres heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1990. Zij heeft op 21 maart 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 25 april 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet- ontvankelijk verklaard.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 op zitting behandeld, samen met het beroep van haar echtgenoot [naam] (zaaknummer NL25.19613). Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Eiseres en haar echtgenoot waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vorige asielprocedure
4. Eiseres heeft voor het eerst in Nederland asiel aangevraagd op 14 juni 2015. Aan deze asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat haar echtgenoot heeft gewerkt voor de United Nations Assistance Mission for Iraq (UNAMI), dat hij problemen heeft ondervonden met (familieleden van) zijn zwager en dat hij is bedreigd door leden van een sjiitische militie. De minister heeft deze asielaanvraag met het besluit van 5 januari 2017 afgewezen als ongegrond. Dit oordeel staat in rechte vast met de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 27 oktober 20171 en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 december 20172.

Huidige asielprocedure

5. Eiseres legt aan haar huidige asielaanvraag ten grondslag dat haar echtgenoot nog steeds bedreigd wordt vanwege zijn eerdere werkzaamheden voor UNAMI tussen 2013 en 2015. Bij de asielaanvraag van eiseres zijn dezelfde documenten overgelegd als in de zaak van haar echtgenoot.
Het bestreden besluit
6. De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van haar opvolgende aanvraag. De minister merkt hierover op dat eiseres in het gehoor over de opvolgende aanvraag heeft verklaard dat zij persoonlijk geen problemen ondervindt in Irak en dat de problemen uitsluitend betrekking hebben op haar echtgenoot. Eiseres heeft ook verklaard dat zij geen details kent over de bedreigingen en dat haar man haar hierover niets heeft verteld. Ook heeft eiseres verklaard dat de documenten bij de opvolgende aanvraag niet door haarzelf zijn ingediend en dat zij niet op de hoogte is van de inhoud. Volgens de minister mag van eiseres verwacht worden dat zij na bijna 10 jaar in Nederland meer kan vertellen over de bedreigingen van haar man. De minister volgt niet dat dit niet aan haar is verteld om haar te beschermen en haar niet gestrest te maken. De minister werpt daarom aan eisers tegen dat haar verklaringen geen nieuwe informatie bevatten ten opzichte van de eerdere procedure. De minister concludeert dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk is. De minister heeft ook nog opgemerkt dat de problemen van de echtgenoot niet worden gevolgd, en dat daarom ook niet gevolgd wordt dat eiseres (indirect) risico zou lopen bij terugkeer naar Irak.

Is sprake van nieuwe relevante elementen of bevindingen in de zaak van eiseres?

7. Eiseres voert aan dat de stelling van de minister dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangedragen onjuist is. De minister gaat voorbij aan de samenhang die er is tussen haar zaak en die van haar echtgenoot. Zij hebben immers samen en gelijktijdig een opvolgende aanvraag ingediend, waarbij zij beide hebben aangegeven dat zij bedreigingen hebben ontvangen. Ook zijn er nieuwe documenten overgelegd. Bovendien is sprake van een gezinsband. Eiseres wijst er verder op dat haar echtgenoot haar in bescherming neemt en dat dit de gewoonte is in hun cultuur. Ook heeft zij last van angst en depressie, en hebben eiser en eiseres samen drie jonge kinderen. Om die redenen heeft haar echtgenoot haar niet meer verteld over de bedreigingen.
8. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in de zaak van eiseres geen sprake is van nieuwe relevante elementen of bevindingen. De minister heeft terecht opgemerkt dat eiseres met haar verklaringen geen inzicht geeft in de (nieuwe) bedreigingen die haar man zou hebben ondervonden, en dat hieruit ook blijkt dat zij niet op de hoogte is van de inhoud van de documenten. Eiseres heeft daarom niet inzichtelijk gemaakt wat er is veranderd sinds de vorige procedure. De minister mocht dit aan eiseres tegenwerpen. Dat de echtgenoot van eiseres haar in bescherming zou nemen en daardoor niets of weinig zou vertellen, doet namelijk niet af aan de verplichting van eiseres om uit te leggen waarom zij bescherming behoeft. Dat sprake is van een gezinsband, betekent naar het oordeel van de rechtbank ook niet zonder meer dat de minister de asielaanvraag ontvankelijk had moeten verklaren. Verder heeft de rechtbank bij uitspraak van vandaag (zaaknummer NL25.19613) geoordeeld dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat de problemen van de echtgenoot ongeloofwaardig zijn, en dat de minister zijn opvolgende asielaanvraag dus terecht heeft afgewezen. Dat betekent dat de minister in de zaak van eiseres ook niet hoefde te volgen dat zij, vanwege de problemen van haar echtgenoot, (indirect) risico loopt in Irak. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. AWB 17/1682 en AWB 17/1692 (niet gepubliceerd).
2 201709400/1/ V2 en 201709400/2/V2 (niet gepubliceerd).