Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 2], en
[minderjarige 3],
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraakse eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar opvolgende asielaanvraag. Eiseres, geboren in 1990, heeft op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 25 april 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen nieuwe relevante elementen of bevindingen heeft aangedragen die haar aanvraag zouden kunnen ondersteunen.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de minister aanwezig waren. Eiseres en haar echtgenoot waren niet aanwezig. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de opvolgende aanvraag rechtvaardigen. Eiseres had eerder asiel aangevraagd in 2015, maar deze aanvraag was afgewezen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de huidige aanvraag niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet voldoende inzicht heeft gegeven in de nieuwe bedreigingen die haar man zou ondervinden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 juli 2025 en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.