ECLI:NL:RBDHA:2025:1759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50881 NL24.50884 NL2450886 NL24.50889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 11 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 7 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eisers en hun gemachtigde niet.

De rechtbank onderzoekt de argumenten van eisers, die stellen dat de minister hun asielaanvragen moet behandelen omdat eiseres in Duitsland geen toegang heeft tot noodzakelijke medische zorg. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in Duitsland geen medische zorg zal ontvangen en dat de Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd dat zij de asielaanvragen van eisers zullen behandelen volgens de Europese asielrichtlijnen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. De rechtbank wijst ook op de mogelijkheid voor eisers om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, indien zij het daar niet mee eens zijn.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.50881, NL24.50884, NL24.50886 en NL24.50889
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres 1], V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiseres 2] ,V-nummer: [V-nummer 2] (eiseres), mede namens haar minderjarige kinderen
[eiseres 3], V-nummer: [V-nummer 3] , en
[eiseres 4], V-nummer: [V-nummer 4] ,

[eiser] , V-nummer: [V-nummer 5] , en

[eiseres 5], V-nummer: [V-nummer 6] , samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. S. Selbach),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 11 december 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de minister Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De beroepsgronden zijn in alle zaken identiek. Zij zijn gebaseerd op de stelling dat de minister de asielaanvraag van eiseres en haar gezinsleden in behandeling moet nemen omdat eiseres in Duitsland geen medische behandeling krijgt.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eiseres voert aan dat Duitsland zich ten opzichte van haar niet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gehouden, omdat zij in Duitsland geen medische zorg heeft gekregen. Deze zorg heeft zij wel dringend nodig. Zij heeft onder meer medicijnen nodig voor haar epilepsie. Er is daarom volgens eisers sprake van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan Nederland hun asielaanvragen aan zich moet trekken. Subsidiair stellen eisers dat in ieder geval uitstel van de overdracht moet worden verleend.
5.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Eiseres heeft niet onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt dat zij in Duitsland geen toegang tot medische zorg zal krijgen. De enkele verklaring van eiseres dat zij geen behandeling voor haar epilepsie kreeg, is daarvoor onvoldoende. Verder mag van eiseres worden verwacht dat zij klaagt als haar in Duitsland ten onrechte medische zorg wordt onthouden. Niet gebleken is dat dit onmogelijk is, of dat zij eerder heeft geprobeerd om te klagen. Daar komt bij dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij de (opvolgende) asielaanvragen van eisers zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. De minister mag er dus op vertrouwen dat eiseres in Duitsland, als zij daar recht op heeft, toegang tot de noodzakelijke medische zorg krijgt. Verder mag de minister er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat er in Duitsland vergelijkbare verzorgingsmogelijkheden zijn. De minister hoefde daarom in de medische situatie van eiseres geen aanleiding te zien om de asielaanvragen in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2.
De beroepsgrond over uitstel van overdracht behoeft geen bespreking omdat de bestreden besluiten daar niet over gaan.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 januari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.