ECLI:NL:RBDHA:2025:1759
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, worden de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 11 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 7 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eisers en hun gemachtigde niet.
De rechtbank onderzoekt de argumenten van eisers, die stellen dat de minister hun asielaanvragen moet behandelen omdat eiseres in Duitsland geen toegang heeft tot noodzakelijke medische zorg. De rechtbank concludeert dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in Duitsland geen medische zorg zal ontvangen en dat de Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd dat zij de asielaanvragen van eisers zullen behandelen volgens de Europese asielrichtlijnen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. De rechtbank wijst ook op de mogelijkheid voor eisers om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, indien zij het daar niet mee eens zijn.