ECLI:NL:RBDHA:2025:17572
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 september 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. Verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 7 juli 2025 ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft zij verzet aangetekend tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 augustus 2025 behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. H.J.M. Nijholt. De minister is niet verschenen. In de uitspraak van 25 september 2025 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat de rechtbank al uitspraak had gedaan op het verzet. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 907,00. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die aan verzoekster is verleend. De minister moet deze kosten betalen aan de rechtsbijstandverlener, aangezien verzoekster een toevoeging heeft gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.