Op 22 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank heeft een nadere beslistermijn vastgesteld tot uiterlijk 1 december 2025, waarbij zowel het belang van de verweerder om zorgvuldig te beslissen als het belang van de eiser om snel duidelijkheid te krijgen, in overweging zijn genomen. De rechtbank heeft ook een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000, voor elke dag dat de verweerder de termijn overschrijdt.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk op 1 december 2025 een besluit bekend te maken. Tevens zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht, en heeft benadrukt dat de beslistermijnen voor asielaanvragen strikt moeten worden nageleefd. De rechtbank heeft ook aangegeven dat indien de ingebrekestelling niet tijdig is ingediend, het beroep niet-ontvankelijk kan zijn.