ECLI:NL:RBDHA:2025:17538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
NL25.44754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Oostenrijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd vastgesteld dat hij geen afgeleid verblijfsrecht had als Unieburger. Tevens was aangekondigd dat verzoeker op 19 september 2025 zou worden overgedragen aan Oostenrijk op basis van de Dublinverordening. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om zijn beroep in Nederland af te wachten zonder dat het overdrachtsbesluit werd geschorst.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, maar dat het verzoek niet kon leiden tot het voorkomen van de overdracht aan Oostenrijk. De voorzieningenrechter stelde vast dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Verzoeker had geen afgeleid verblijfsrecht kunnen aantonen, en de rol als stiefvader van een minderjarig kind voldeed niet aan de vereisten van het arrest Chavez-Vilchez. Bovendien was er geen bewijs van een beschermenswaardig familieleven of privé-leven in Nederland.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.44754

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij het bestreden besluit van 10 september 2025 heeft verweerder vastgesteld dat verzoeker geen afgeleid verblijfsrecht heeft als Unieburger. Op dezelfde datum heeft verweerder aangekondigd dat verzoeker op 19 september 2025 ter uitvoering van de Dublinverordening aan Oostenrijk zal worden overgedragen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om zijn beroep in Nederland te mogen afwachten, zonder dat het eerder voor hem genomen overdrachtsbesluit wordt geschorst.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling

1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. (8:81, eerste lid Awb)
2. Indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad. (8:83, vierde lid Awb)
3. Bij het inmiddels in rechte vaststaande besluit van 24 april 2025 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk daarvoor verantwoordelijk is. Het huidige verzoek om voorlopige voorziening gericht tegen het bestreden besluit is ingegeven door de, met het oog op het verstrijken van de overdrachtstermijn op 20 september 2025, voorgenomen feitelijke overdracht van verzoeker. Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter onverwijlde spoed aan en ziet hij aanleiding om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat met het verzoek niet kan worden bereikt dat verzoeker niet mag worden overgedragen in het kader van de Dublinverordening, aangezien het niet connex is aan een rechtsmiddel gericht tegen de feitelijke overdracht.
5. Daarnaast is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat het thans bestreden besluit evident onrechtmatig is. Verzoekers claim dat hij een afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van het arrest Chavez-Vilchez [1] is door verweerder gemotiveerd afgewezen. Daarbij is verweerder ingegaan op wat verzoeker in bezwaar heeft aangevoerd. Verweerder concludeert dat niet is gebleken van een zodanige rol van eiser als stiefvader van een minderjarig kind dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie in de zin van voornoemd arrest. Verzoeker is geen juridische ouder van de minderjarige en is pas sinds 9 februari jl. in Nederland. Eerder contact met de minderjarige is niet aannemelijk gemaakt. Verweerder neemt geen beschermenswaardig familieleven aan. Evenmin heeft verzoeker beschermenswaardig privé-leven in Nederland in de zin van artikel 8 van het EVRM.
6. De overdracht van verzoeker in het kader van de Dublinverordening leidt in dit verband ook niet tot onomkeerbare gevolgen.
7. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 september 2025 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigde van verzoeker op 17 september 2025 om 17:46 uur en aan de gemachtigde van verweerder op 17 september 2025 om 17:48 uur.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.