Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. S.R.C. Polderman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. D. Duijvelshoff naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
hij op of omstreeks 27 maart 2024 te Noordwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hem één of meerdere malen met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in zijn gezicht en/of arm en/of (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 27 maart 2024 te Noordwijk [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- tegen hem/hen te zeggen "Ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met een mes en/of puntig voorwerp in die richting van hem/hen te lopen en/of te zwaaien en/of te steken, althans een mes en/of puntig voorwerp aan hem/hen te tonen.
3.De bewijsbeslissing
De verdachte heeft zelf in zijn gesprek met de 112-meldkamer gezegd dat hij ‘er 1 heeft moeten steken’ en [benadeelde 1] had een snee in zijn gezicht en een slagaderlijke bloeding vanwege een wond aan zijn arm. De rechtbank trekt op grond van al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, de conclusie dat de verdachte [benadeelde 1] een of meerdere malen met het mes heeft gestoken ten gevolge waarvan hij genoemd letsel heeft opgelopen.
hij op 27 maart 2024 te Noordwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, hem één of meerdere malen met een mes, in zijn gezicht en arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 27 maart 2024 te Noordwijk [benadeelde 2] en [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door:
- met een mes in die richting van hen te lopen en te steken.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdachte had een geschil met een hoveniersbedrijf, waarvoor [benadeelde 2] werkte. Op 27 maart 2024 was de verdachte ’s avonds met zijn vrouw en 5-jarige zoontje in zijn woning, toen [benadeelde 1] aanbelde. De verdachte opende de deur en wilde die vrijwel direct weer sluiten. [benadeelde 2] , die tot dan toe nog buiten zicht van de verdachte stond, kwam aan rennen, waarna de twee mannen met geweld en tegen de wil van de verdachte de deur weer hebben opengeduwd en zijn woning binnenstormden. De verdachte riep direct tegen zijn vrouw dat zij de politie moest bellen en schreeuwde dat [de benadeelden] zijn woning moesten verlaten. De twee mannen deden dat niet en liepen juist verder de woning in, in de richting van de woonkamer, waar de vrouw en het zoontje van de verdachte op dat moment waren. Vooral de oudere man (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] ) was heel agressief in zijn houding en woorden in de richting van verdachtes vrouw en zoon. Hij stond dichtbij en schreeuwde naar hen. Hij kwam met zijn bovenlijf naar voren gebogen en was intimiderend.
5.De vorderingen van de benadeelde partijen
6.De beslissing
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;