ECLI:NL:RBDHA:2025:17418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
25/13511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

Op 23 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 25/13511. Verzoekster, geboren op [geboortedatum verzoekster] en van [nationaliteit] nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om een verblijfsvergunning door de minister van Asiel en Migratie. In het besluit van 18 juli 2024 was het verzoek afgewezen op grond van artikel 3.6 en artikel 3.6a, lid 1, van het Vreemdelingenbesluit. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft op 2 september 2025 een brief ontvangen van verweerder, waarin werd aangegeven dat men zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen beletselen zijn om de gevraagde voorziening toe te wijzen. De uitspraak houdt in dat verweerder zich moet onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoekster totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van € 907, vastgesteld op basis van het Besluit Proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/13511

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

geboren op [geboortedatum verzoekster] ,
van [nationaliteit] nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In het besluit van 18 juli 2024 heeft verweerder het verzoek voor een verblijfsvergunning afgewezen op grond van artikel 3.6 en artikel 3.6a, lid 1, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
1.1.
Op 9 september 2024 heeft verzoekster hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij verzoekschrift van 9 september 2024 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
1.3.
Bij brief van 2 september 2025 heeft verweerder de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Ingevolge artikel 8:81 , eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal worden beslist als hierna aangegeven.
4. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand vast op € 907, (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907, en wegingsfactor 1)

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • gebiedt verweerder zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoekster en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, tot op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 907.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.