ECLI:NL:RBDHA:2025:17407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
C/09/522385 / HA ZA 16-1322
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begrotingsbeslissing kosten deskundige in civiele procedure met bezwaren tegen eindnota

In deze civiele procedure, aangespannen door Lek Installatietechniek B.V. tegen [partij B] c.s., heeft de rechtbank Den Haag op 30 juli 2025 een vonnis gewezen met betrekking tot de begroting van de kosten van de deskundige TNO. De zaak betreft een bezwaar van [partij B] c.s. tegen de eindnota van TNO, die was benoemd om een onderzoek uit te voeren naar de geïnstalleerde systemen in de kassen van [partij B] c.s. TNO had een eindnota ingediend ter hoogte van € 54.495,38, wat onderdeel uitmaakte van de totale kosten van € 145.200,- voor het deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige recht heeft op een redelijke vergoeding voor de geleverde diensten, en dat de bezwaren van [partij B] c.s. onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de kosten van TNO goedgekeurd en vastgesteld dat deze redelijk waren gezien de complexiteit van het onderzoek en de hoeveelheid informatie die verwerkt moest worden. De zaak is aangehouden voor verdere inhoudelijke behandeling op 15 oktober 2025, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten over de bevindingen van TNO en de vorderingen van Lek te verduidelijken.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/522385 / HA ZA 16-1322
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
LEK INSTALLATIETECHNIEK B.V., te Ter Aar
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.Th.J. van der Klei te Den Haag,
tegen

1..[partij B sub 1] , te [woonplaats] ,

2.
[partij B sub 2], te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.M. van Rongen te Heerenveen.
Partijen zullen hierna Lek en [partij B] c.s. genoemd worden.

1.De procedure en het bezwaar

1.1.
Deze beslissing ziet uitsluitend op de begroting van het loon en de onkosten van de deskundige TNO, op grond van artikel 199, eerste lid, (met ingang van 1 januari 2025: artikel 191, eerste lid) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
1.2.
TNO is bij vonnis van 21 oktober 2020 als deskundige benoemd om een onderzoek uit te voeren naar het door Lek bij [partij B] c.s. geïnstalleerde ventilatie- en luchtverdelingssysteem, de verwarmingsinstallatie en de watergeefinstallatie. TNO heeft op de rol van 28 mei 2025 het definitieve schriftelijke onderzoeksrapport ingediend, met daarbij een eindnota ter hoogte van € 54.495,38 (inclusief btw). De totale kosten voor het deskundigenonderzoek komen hiermee uit op € 145.200,-. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat (in drie delen) als voorschot is gedeponeerd. TNO had namelijk eerder al tussentijds een bedrag van € 90.704,63 (inclusief btw) gedeclareerd, via een tussentijdse nota van 31 december 2022. Die tussentijdse nota is na een nadere toelichting van TNO over de onderliggende verrichte werkzaamheden in de periode 2020 – 2021 (in 2022 zijn geen werkzaamheden verricht) en na instemming van partijen, in maart 2023 vanuit het gedeponeerde voorschot betaald.
1.3.
Op verzoek van de rechtbank heeft TNO per e-mail van 30 mei 2025 een nadere toelichting gegeven op de eindnota, door middel van een overzicht van de onderliggende werkzaamheden in de periode 2023 – 2025, uitgesplitst per medewerker.
1.4.
De rechtbank heeft partijen gelegenheid gegeven om zich op de rol van 9 juli 2025 uit te laten over de eindnota van TNO. Lek heeft bij B16-rolbericht verklaard geen bezwaar te hebben tegen de factuur en de betaling daarvan.
1.5.
[partij B] c.s. hebben bij brief van hun advocaat van 8 juli 2025 bezwaren geuit tegen de (uitbetaling van de) eindnota. [partij B] c.s. verzoeken de rechtbank de totale kosten van het deskundigenonderzoek van TNO te begroten op nihil, althans op een maximum van € 60.000,- exclusief btw, althans op € 75.000,- exclusief btw, en het resterende voorschotbedrag aan partijen terug te betalen. [partij B] c.s. voert hiertoe aan dat het onderzoek en het eindrapport van TNO in kwalitatief opzicht ver onder de maat zijn, omdat:
  • het onderzoek door TNO tot nu toe maar voor de helft werd uitgevoerd: TNO heeft zonder overleg haar eigen plan van aanpak niet gevolgd en heeft tot op heden, ondanks daarop te zijn gewezen door [partij B] c.s. om onduidelijke redenen geen metingen verricht in de kas van [partij B sub 1] ;
  • het onderzoek gebrekkig werd uitgevoerd;
  • het eindrapport en de conclusies van TNO te onduidelijk zijn;
  • TNO ondanks opdracht daartoe diverse schadeposten niet heeft begroot;
  • het ondoelmatige, langdurige en kostbare onderzoek van TNO er tot nu toe niet toe heeft geleid dat TNO de vragen van de rechtbank volledig en met juistheid kan beantwoorden;
  • TNO nalaat de vragen van de rechtbank eenduidig te beantwoorden, terwijl zij zelfs met de karige door haar verzamelde informatie dat wel, althans beter, had kunnen doen.
[partij B] c.s. twijfelen aan de deskundigheid en onpartijdigheid van TNO; zij vinden dat het eindrapport niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden en niet bruikbaar is voor de rechtbank in deze procedure.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van de wet heeft de deskundige aanspraak op schadeloosstelling en op loon, door de rechter schriftelijk te begroten. Voor zaken, zoals deze, die aanhangig zijn gemaakt vóór 1 januari 2025, was dit bepaald in artikel 199, lid 1, Rv. Met ingang van 1 januari 2025 is dit opgenomen in artikel 191, lid 1 Rv. Dit betreft alleen een vernummering; inhoudelijk zijn de wet en het toetsingskader hetzelfde gebleven. Toetsingsmaatstaf bij de begroting is – bij gesubstantieerde bezwaren tegen de omvang van de eindnota - of het uurtarief redelijk is en of de verrichte werkzaamheden en de gemaakte kosten redelijk zijn, naar analogie van art. 7:405 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij deze toetsing moeten de omstandigheden van het geval worden meegenomen, zoals de hoeveelheid opmerkingen en verzoeken van partijen tijdens het onderzoek. Daarbij geldt dat de enkele omstandigheid dat een partij het niet eens is met de uitkomst van het deskundigenbericht, niet is aan te merken als een toereikend gemotiveerd bezwaar. Of de bevindingen en de conclusies van de deskundige moeten worden gevolgd, is een vraag die bij de inhoudelijk beoordeling van het rapport aan de orde komt.
2.2.
[partij B] c.s. hebben onder meer als bezwaar tegen de nota van TNO aangevoerd dat deze onvoldoende is gespecificeerd en niet voldoet aan de eisen die daaraan volgens paragraaf 14.3 van de Leidraad deskundigen in civiele zaken worden gesteld. TNO legt volgens [partij B] c.s. onvoldoende deugdelijk rekening en verantwoording af.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat TNO in de nota het aantal gewerkte uren per medewerker per jaar heeft gespecificeerd, met het toepasselijke uurtarief. Weliswaar zijn in de nota geen namen van medewerkers maar tariefgroepen genoemd (zoals PKG-D en PKG-E), maar als de nadere toelichting van TNO naast de factuur wordt gelegd, dan blijkt daaruit voldoende duidelijk dat PKG-D ziet op de specialisten [naam 1] en [naam 2] en PKG-E op projectleider [naam 3] . TNO heeft in de nadere toelichting voldoende inzichtelijk gespecificeerd hoeveel uren elk van deze personen in de perioden 2020-2021 (al gefactureerd in de tussentijdse nota) en 2023 – 2025 heeft gewerkt en welke werkzaamheden zij in die periodes hebben verricht. Zo heeft dhr. [naam 2] 14 uur besteed aan een locatiebezoek (in 2023) en het inhoudelijk evalueren en bespreken van de reacties op het conceptrapport van maart 2024 (specifiek kasklimaat en water); dhr. [naam 1] heeft aan die laatste activiteit 11,5 uur besteed voor wat betreft de ventilatie en klimaatbeheersing. Dhr. [naam 3] heeft in de periode 2023- 2025 onder andere gewerkt aan het inhoudelijk wegen en bespreken van de bevindingen met de andere deskundigen, het formuleren van reactie op het (omvangrijke) partijcommentaar en het aanpassen, structureren en consistent houden van (de onderdelen van) de rapporten, in totaal 163 uur. De rechtbank acht met de toelichting de werkzaamheden en de tijdsbesteding in beginsel voldoende inzichtelijk gemaakt. [partij B] c.s. hebben ook niet nader gemotiveerd waar de nadere toelichting van TNO voor hen onduidelijk is en waar concreet behoefte bestaat aan een verdere specificatie. Het bezwaar wordt dan ook gepasseerd.
2.4.
[partij B] c.s. hebben ook als bezwaar aangevoerd dat TNO de opdracht niet volledig heeft uitgevoerd. Zij voeren onder andere aan dat:
  • TNO het onderzoek ten onrechte heeft beperkt tot wat [partij B] c.s. hadden geconstateerd en in hun klachtenlijsten hadden opgenomen;
  • TNO geen onderzoek heeft gedaan naar de Sotex-stikstofinstallatie;
  • TNO de J/N lijsten niet heeft meegenomen in de beoordeling van wat tot de overeenkomst behoorde en daardoor ten onrechte heeft geconcludeerd dat bepaalde onderdelen (zoals B01, B02 en B06) niet tot de opdracht behoorden;
  • TNO in de begroting uren had opgenomen voor het opstellen van een meetplan, maar voorafgaand aan de meting geen meetplan met partijen heeft gedeeld;
  • TNO alleen heeft gemeten in de kas van [partij B sub 2] en niet ook in de kas van [partij B sub 1] , zoals vooraf wel was begroot, zodat het onderzoek eigenlijk pas half af is.
2.5.
De rechtbank heeft in het benoemingsvonnis van 21 oktober 2020, met instemming van partijen, de scope van de opdracht bepaald. Aan TNO is verzocht om de installatie (in de zin van volledigheid en deugdelijkheid) en de werking van het door Lek geleverde en geplaatste ventilatiesysteem, het verwarmingssysteem en het watergeefsysteem in de kassen van [partij B] c.s. te onderzoeken, waarbij aan TNO opdracht is gegeven om in elk geval gemotiveerd in te gaan op de gebreken die [partij B] c.s. hadden opgegeven in hun uitgewerkte gebrekenlijsten (producties 12 tot en met 15 [partij B] c.s.). Uit het rapport blijkt dat TNO de gestelde gebreken uit de lijsten (en de onderliggende klachten van [partij B] c.s.) heeft onderzocht en beoordeeld, met een onderbouwing en een toelichting per gebrek. Dit sluit aan bij de onderzoeksopdracht die aan TNO is gegeven. De stelling van [partij B] c.s. dat TNO geen onderzoek heeft gedaan naar de Sotex-stikstofinstallatie kan de rechtbank zonder nadere toelichting niet plaatsen: op pagina’s 37-39 van het rapport gaat TNO immers in op de problemen met de Sotex-installatie (gebrek B4).
2.6.
De klacht van [partij B] c.s. dat TNO op grond van de ‘J/N’ opdrachtlijsten had moeten concluderen dat bepaalde onderdelen wél tot de opdracht behoren (onder meer onderdelen B01, B02 en B06) vat de rechtbank op als een klacht tegen de inhoudelijke conclusies van het rapport. Datzelfde geldt voor de klacht dat TNO had moeten concluderen dat het ventilatiesysteem als geheel niet voldoet, omdat het met het systeem beoogde doel (zorgen voor een gelijkmatig klimaat en energiebesparing) niet wordt bereikt en het (in de praktijk) niet mogelijk is om bepaalde onderdelen van de installatie wel te vervangen en andere niet. De rechtbank zal hierover bij de inhoudelijk beoordeling van het rapport een oordeel moeten vellen.
2.7.
TNO had in de begroting respectievelijk 16 (2 x 8) uren (voor dhr. [naam 1] en dhr. [naam 2] ) en 4 uren (voor dhr. [naam 4] , specialist instrumentatie veldtesten) opgenomen voor het opstellen van een meetplan. TNO heeft voldoende onderbouwd dat daadwerkelijk een meetplan is opgesteld en gebruikt (zoals beschreven in bijlage G bij het rapport), ook omdat zonder meetplan geen metingen hadden kunnen plaatsvinden. TNO bevestigt dat het meetplan niet vooraf met partijen is gedeeld, maar de inhoud van de metingen is voorafgaand besproken met beide partijen (die daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt) en de beschrijving van het meetplan achteraf in het rapport geeft niet minder houvast voor het beoordelen of de vragen van de rechtbank kunnen worden beantwoord, dan een meetplan vooraf, aldus TNO (TNO-rapport, p. 88). De rechtbank acht het, nu dit werk is verricht, redelijk dat TNO de kosten voor het meetplan krijgt vergoed. De tijdsbesteding voor het meetplan is niet (gemotiveerd) betwist en zal worden gevolgd.
2.8.
TNO had in de begroting ook twee werkdagen opgenomen voor het verrichten van metingen in de kassen (2 x 16 uren dhr. [naam 1] en dhr. [naam 2] , 2 x 8 uren dhr. [naam 4] en dhr. [naam 3] ). Inderdaad werd in de begroting uitgegaan van één meetsessie in beide kassen, maar TNO heeft toegelicht dat vóór de start van het onderzoek met partijen is afgestemd dat het niet nodig was om in twee kassen te meten en dat het beter was de inspanningen te concentreren op één kas, omdat de beide kassen nagenoeg identiek zijn en volgens [partij B] c.s. grotendeels dezelfde klachten kennen. Beide partijen waren hiermee destijds akkoord, aldus TNO. Inderdaad is daarna gemeld dat de twee kassen niet geheel identiek zijn, omdat de kas van [partij B sub 1] geen schoepen en ringen had en de kas van [partij B sub 2] wel. Maar om binnen de begroting te blijven en omdat geen sprake was van andere verschillen tussen de kassen dan de aanwezigheid van schoepen en ringen, is niet voorgesteld om alsnog metingen in de kas van [partij B sub 1] uit te voeren, aldus de toelichting van TNO (rapport TNO, p. 7, 99 en 100).
2.9.
Het staat niet ter discussie dat de TNO-deskundigen op twee dagen (op 15 en 16 juni 2021) metingen in de kas van [partij B sub 2] hebben uitgevoerd om de capaciteit, de luchtverdeling en het ventilatorvermogen te onderzoeken. De rechtbank acht voldoende door TNO onderbouwd dat zij hiermee niet is afgeweken van de vooraf begrote tijdsinspanning voor de metingen, met dit verschil dat uiteindelijk twee dagen in één kas is gemeten en niet in beide kassen. Voor die laatste keuze is een motivering gegeven, evenals voor de keuze van TNO om niet alle luchtbehandelingskasten en slangen in de kas van [partij B sub 2] te meten maar een steekproef uit te voeren. Volgens TNO zou een meting aan alle luchtbehandelingskasten en alle slangen kostentechnisch buitenproportioneel zijn en ook niet nodig, aangezien het ventilatiesysteem is opgebouwd uit onderdelen met een vaste tolerantie, repeterende afmeting en maar op een en dezelfde wijze kan worden gemonteerd.
2.10.
Of de bevindingen en conclusies van TNO over het ventilatiesysteem inhoudelijk kunnen worden gevolgd (ook als het gaat om de extrapolatie van haar conclusies naar de gehele kas van [partij B sub 2] , en ook naar de kas van [partij B sub 1] ), zal na nader inhoudelijk partijdebat worden beoordeeld. Dat neemt niet weg dat de tweedaagse verrichte metingen in de kas van [partij B sub 2] – in het licht van het gemotiveerde deskundigenrapport – als redelijke verrichtingen ten behoeve van het deskundigenonderzoek kunnen worden aangemerkt, die voor vergoeding in aanmerking komen.
2.11.
Uit de tussentijdse nota en de eindnota van TNO blijkt dat het onderzoek van TNO uitvoerig is geweest. De tijdsbesteding in uren komt neer op:
  • [naam 3] , projectleider, 291 uren, onder andere aan locatiebezoeken, identificeren en rubriceren van (veel) ontvangen informatie en documentatie, inhoudelijk bespreken en wegen van de bevindingen met twee andere deskundigen en opzetten, structuren en consistentie bewaken tussen de rapportages;
  • [naam 1] , ventilatiespecialist, 130,5 uren, onder andere aan locatiebezoeken, voorbereiden metingen, wegen en beoordelen van informatie en meetresultaten en inhoudelijk bespreken met de andere deskundigen;
  • [naam 2] , specialist tuinbouwtechnologie, 92 uren, onder ander aan locatiebezoeken, wegen en beoordelen van informatie met betrekking tot de kastechnologie en inhoudelijk bespreken met de andere deskundigen;
  • [naam 4] , specialist instrumentatie veldtesten, 20 uren aan locatiebezoek en voorbereiding, uitwerken en bespreken meetresultaten;
  • secretariële ondersteuning voor verwerken tussenrapportages: 3 uren.
2.12.
Er is in dit geval echter sprake van een omvangrijk en complex onderzoek, mede door het verstreken tijdsverloop sinds de installatie, waardoor systeemonderdelen kunnen zijn gewijzigd of door regulier gebruik achteruit kunnen zijn gegaan. Uit het rapport van TNO blijkt dat TNO in het kader van het onderzoek een grote hoeveelheid informatie en gegevens van partijen heeft ontvangen, ook in reactie op conceptrapporten, die moest worden geëvalueerd en verwerkt. TNO heeft alle ontvangen documentatie in het rapport opgesomd (bijlagen A tot en met Z). Naar het oordeel van de rechtbank heeft TNO hiermee voldoende onderbouwd dat de kosten van het onderzoek op goede gronden hoger uitvallen dan vooraf was begroot, gezien de grote hoeveelheid informatie en gezien de noodzakelijke tweede visuele inspectie eind september 2023. Uit de stukken blijkt bovendien dat van de kant van [partij B] c.s. een grote hoeveelheid inhoudelijk commentaar is geleverd op het laatste conceptrapport van 8 maart 2024, door middel van zeven eigen partijdeskundigenrapporten. Gelet op de omvang van de reactie van [partij B] c.s. en de technische aard daarvan, komt het de rechtbank niet onredelijk voor dat TNO een verhoudingsgewijs grote hoeveelheid tijd nodig heeft gehad om dit commentaar te bestuderen, te beoordelen, te beantwoorden en in de definitieve rapportage te verwerken.
2.13.
Dit alles overwegende acht de rechtbank de omvang van de in rekening gebrachte hoeveelheid werk redelijk. Datzelfde geldt voor het in rekening gebrachte uurtarief, waarvan reeds bij de benoeming is onderkend dat dit hoger is dan het gemiddelde tarief in de branche, maar dat dit wordt gerechtvaardigd door de complexiteit en omvang van het benodigde onderzoek. De rechtbank zal de kosten van TNO dan ook op het in de beslissing genoemde bedrag begroten.
2.14.
Zoals reeds bepaald, krijgen partijen gelegenheid om zich op de rol van 15 oktober 2025 bij conclusie uit te laten over de inhoudelijke bevindingen en conclusies van TNO, en ook die van deskundige FW Techniek (die de elektra en verlichting heeft onderzocht). Ook kunnen [partij B] c.s. ingaan op de eisvermeerdering van Lek en de door Lek betwiste vorderingsgerechtigheid van [partij B] c.s. De rechtbank verwijst verder kortheidshalve naar het ‘spoorboekje’ dat per e-mail van 25 juni 2025 door de rolgriffier aan de advocaten is toegestuurd.
2.15.
Iedere verdere beslissing over de zaak wordt tot na dit nadere inhoudelijke debat aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
begroot de kosten van TNO, bestaande uit loon en schadeloosstelling, op een totaalbedrag van € 145.200,-, inclusief btw;
3.2.
bepaalt dat de griffier het nog niet betaalde deel van dit bedrag, groot € 54.495,38, uit het gestorte voorschot betaalt;
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van 15 oktober 2025 voor het nemen van een conclusie door beide partijen, conform de instructies die per e-mail van 25 juni 2025 aan de advocaten zijn verstuurd;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 2431