ECLI:NL:RBDHA:2025:17368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
C/09/684630 / HA RK 25-216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige bewijsverrichtingen en getuigenverhoor in geschil over stemverhouding VVE

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen Badhuiskade B.V. en Stichting Arcade Mensen en Wonen. Badhuiskade verzocht de rechtbank om een voorlopig getuigenverhoor en om afgifte van bepaalde stukken door Arcade. De zaak betreft een koopovereenkomst uit 2018 tussen Badhuiskade en Arcade, waarbij Badhuiskade een deel van een bedrijfsruimte en parkeerplaatsen heeft gekocht. Na de koop heeft Arcade de stemverhouding in de Vereniging van Eigenaren (VVE) aangepast, wat volgens Badhuiskade heeft geleid tot een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst. Badhuiskade stelt dat zij niet is betrokken bij deze wijziging en dat dit van belang is voor haar belangen in de VVE. De rechtbank heeft geoordeeld dat Badhuiskade voldoende belang heeft bij het verkrijgen van bewijs en heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen hun verhinderdata moeten opgeven voor het verhoor. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om inzage in bepaalde stukken afgewezen, omdat Badhuiskade onvoldoende rechtmatig belang had bij de gevraagde informatie. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien het verzoek gedeeltelijk is toegewezen en gedeeltelijk is afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/684630 / HA RK 25-216
Beschikking van 8 september 2025
in de zaak van
BADHUISKADE B.V.te Den Haag,
verzoekster,
hierna te noemen: Badhuiskade,
advocaat mr. B.A. Boer te Den Haag,
tegen
STICHTING ARCADE MENSEN EN WONENte Naaldwijk,
verweerster,
hierna te noemen: Arcade,
advocaat mr. V. Kortenbach te Den Haag.

1.De procedure:

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van 30 april 2025, met producties 1 tot en met 5;
  • de e-mail van Arcade van 1 mei 2025;
  • de e-mail van Badhuiskade van 1 mei 2025;
  • het aanvullend verzoekschrift van 15 mei 2025;
  • het verweerschrift van 30 juni 2025;
  • de e-mail van Arcade van 11 juli 2025, met een productie.
1.2.
Op 14 juli 2025 heeft de mondelinge behandeling van deze zaak plaatsgevonden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.
Op 28 november 2018 hebben Arcade als verkoper en Badhuiskade als koper een koopovereenkomst met elkaar gesloten met betrekking tot een bedrijfsruimte en parkeerplaatsen (appartementsrechten) gelegen aan de [straatnaam] te [plaats] . Arcade was destijds eigenaar van het gehele complex en zij heeft een deel daarvan aan Badhuiskade verkocht.
2.2.
Bij splitsingsakte van 26 februari 2019 heeft Arcade het splitsingsreglement van de appartementsrechten van de [straatnaam] te [plaats] aangepast, waarbij de stemverhouding is aangepast.
2.3.
Op 26 april 2019 heeft de levering van de appartementsrechten van Arcade aan Badhuiskade plaatsgevonden.

3.Het verzoek

3.1.
Badhuiskade verzoekt de rechtbank, samengevat, uitvoerbaar bij voorraad:
een voorlopig getuigenverhoor te bepalen;
Arcade te bevelen tot afgifte van afschrift van bepaalde stukken en hierbij te bepalen dat deze stukken binnen 48 uur na deze beschikking dienen te worden verstrekt aan Badhuiskade op straffe een dwangsom.
3.2.
Daartoe voert Badhuiskade samengevat het volgende aan. Badhuiskade heeft niet van Arcade geleverd gekregen wat zij heeft gekocht. Ten tijde van de koop in 2018 vertegenwoordigde het verkochte deel de meerderheid van de stemmen in de VVE. Door de wijziging in de splitsingsakte, waarbij Badhuiskade niet is betrokken, heeft Badhuiskade geen meerderheid aan stemrechten geleverd gekregen, terwijl Arcade wist dat dit van belang was voor Badhuiskade. Dat is op zichzelf al een tekortkoming in de nakoming. Niet Badhuiskade, maar Arcade heeft nu de meerderheid van stemmen in de VVE. Arcade maakt misbruik van haar meerderheidsstem door alleen haar eigen belangen na te streven, zonder daarbij rekening te houden met de belangen en wensen van Badhuiskade. Badhuiskade overweegt een procedure in te stellen tegen Arcade vanwege het zonder instemming van Badhuiskade aanpassen van de stemverhoudingen en het niet geleverd krijgen van de gekochte stemrechten in de VVE. Daarvoor wenst zij voorlopig bewijs te verzamelen om haar procespositie te kunnen beoordelen.
3.3.
Arcade voert verweer tegen het verzoek. Dat verweer zal hierna, voor zover relevant, worden besproken.

4.De beoordeling

Het voorlopig getuigenverhoor

4.1.
Een voorlopig getuigenverhoor heeft als doel om de verzoeker ervan in staat te stellen opheldering te verkrijgen over de – wellicht nog niet precies bekende – feiten en omstandigheden waarvan hij in een eventuele procedure de bewijslast zal hebben, om zo zijn positie beter te kunnen beoordelen. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering niet ter toetsing voor.
4.2.
Indien het verzoek voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, heeft de verzoeker in beginsel recht op een voorlopig getuigenverhoor. Op grond van vaste jurisprudentie zal een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor alleen worden afgewezen als: (1) de rechtbank van oordeel is dat van de bevoegdheid tot het gebruiken van dit middel misbruik wordt gemaakt, (2) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, of (3) het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig bezwaar. Ook geldt bij een verzoek als het onderhavige de regel uit artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW) luidende dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt. Als geen van deze situaties zich voordoet en het verzoek verder aan alle eisen voldoet, dan wordt het verzoek toegewezen.
4.3.
De rechtbank begrijp dat Badhuiskade met een getuigenverhoor wil aantonen dat zij niet is gekend in de na de koop doorgevoerde wijzing van de stemverhoudingen in de VVE en dat Arcade wist dat de stemverhouding voor Badhuiskade van belang was. De kwestie of de koop al dan niet een meerderheidspositie binnen de VVE omvatte, acht de rechtbank van voldoende belang om daarvoor een getuigenverhoor toe te staan. Arcade voert onder verwijzing naar de door haar ingediende productie aan dat op 17 oktober 2018 de nieuwe splitsingsakte per e-mail aan Badhuiskade is toegezonden en dat Badhuiskade dus wel degelijk van deze wijziging op de hoogte was. De rechtbank kan dit evenwel niet opmaken uit de tekst van de betreffende e-mail, waaruit evenmin is af te leiden dat er een bijlage is bijgevoegd. Badhuiskade betwist dat deze e-mail ziet op de destijds voorgenomen wijziging ter zake de splitsingsreglement. Daarnaast voert Arcade aan dat uit de lege velden in de koopakte zou blijken dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over de stemverhouding. Dit argument overtuigt niet, nu deze lege velden niet zonder meer aantonen waarover partijen met elkaar hebben gesproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet duidelijk is of en hoe partijen in aanloop naar het sluiten van de koopovereenkomst over de stemverhoudingen hebben gesproken. Daarmee heeft Badhuiskade voldoende belang bij een voorlopig getuigenverhoor om haar positie beter te kunnen bepalen. Het verweer van Arcade dat onvoldoende duidelijk is waar de getuigen over kunnen verklaren en dat de grondslag van de voorgenomen vordering van Badhuiskade onvoldoende is uitgekristalliseerd, wordt eveneens gepasseerd. Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven beoordelingskader is de rechtbank van oordeel dat Badhuiskade voldoende concreet heeft gemaakt wat zij met de voorlopige bewijsverrichting wil bereiken en wat haar mogelijkheden zijn voor een mogelijke vordering tegen Arcade en is een nadere concretisering daarvan in deze fase niet vereist.
4.4.
Van andere afwijzingsgronden is evenmin gebleken. De rechtbank zal daarom het verzoek van Badhuiskade om getuigen te mogen horen toewijzen. Aan partijen zal worden verzocht hun verhinderdata over de komende vier maanden toe te zenden aan de rechtbank. Aan de hand van deze verhinderdata zal de rechtbank een datum bepalen voor het verhoor en een rechter-commissaris aanzoeken die het verhoor zal leiden.
Het inzageverzoek
4.5.
Voor een recht op afschrift moet op grond van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Degene die informatie van een ander verlangt moet (1) partij zijn bij een rechtsbetrekking en (2) de verlangde informatie moet voldoende bepaald zijn. Verder moet (3) een partij een voldoende belang hebben bij haar informatieverzoek en moet (4) degene van wie inzage wordt verlangd over de gevraagde informatie beschikken. Als degene die informatie van een ander verlangt aan deze voorwaarden voldoet, kan de rechter een daartoe strekkende vordering alleen afwijzen als (a) degene die over de gegevens beschikt een verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165 lid 2 Rv toekomt of (b) gewichtige redenen zich tegen het geven van een afschrift verzetten (artikel 195 lid 1 Rv in samenhang met artikel 194 lid 2 Rv).
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Arcade bij monde van haar advocaat bevestigd dat Badhuiskade niet voorkomt in de verzochte correspondentie die zij met de notaris heeft gevoerd aangaande de aanpassing van de splitsingsreglement van [straatnaam] . Het enige document waaruit volgens Arcade zou blijken dat Badhuiskade wel is gekend in de aanpassing, is de door Arcade reeds verstrekte e-mail van 17 oktober 2018. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Badhuiskade daarom onvoldoende rechtmatig belang bij afgifte van de door haar verzochte stukken. Namens Arcade is immers erkend dat de (overige) correspondentie ten aanzien van de aanpassing destijds niet aan Badhuiskade is verstrekt.
Proceskosten
4.7.
Arcade heeft verzocht om het verzoek van Badhuiskade af te wijzen, met veroordeling van Badhuiskade in de proceskosten. Nu het verzoek gedeeltelijk is toegewezen en gedeeltelijk is afgewezen zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor en bepaalt dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie te Den Haag aan de Prins Clauslaan 60 op een nader te bepalen datum en tijdstip ten overstaan van een nader te bepalen rechter als rechter-commissaris;
5.2.
bepaalt dat Badhuiskade uiterlijk twee weken na heden een afschrift van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan Arcade moet doen toekomen;
5.3.
bepaalt dat partijen binnen drie weken na heden hun verhinderdata over de komende vier maanden dienen op te geven aan de rechtbank;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 2184