In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen Badhuiskade B.V. en Stichting Arcade Mensen en Wonen. Badhuiskade verzocht de rechtbank om een voorlopig getuigenverhoor en om afgifte van bepaalde stukken door Arcade. De zaak betreft een koopovereenkomst uit 2018 tussen Badhuiskade en Arcade, waarbij Badhuiskade een deel van een bedrijfsruimte en parkeerplaatsen heeft gekocht. Na de koop heeft Arcade de stemverhouding in de Vereniging van Eigenaren (VVE) aangepast, wat volgens Badhuiskade heeft geleid tot een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst. Badhuiskade stelt dat zij niet is betrokken bij deze wijziging en dat dit van belang is voor haar belangen in de VVE. De rechtbank heeft geoordeeld dat Badhuiskade voldoende belang heeft bij het verkrijgen van bewijs en heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen hun verhinderdata moeten opgeven voor het verhoor. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om inzage in bepaalde stukken afgewezen, omdat Badhuiskade onvoldoende rechtmatig belang had bij de gevraagde informatie. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien het verzoek gedeeltelijk is toegewezen en gedeeltelijk is afgewezen.