ECLI:NL:RBDHA:2025:17337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
C/09/664655 / FA RK 24-2699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, alimentatie jong-meerderjarige en verdeling echtelijke woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 september 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 16 juni 2016 zijn gehuwd. De vrouw heeft op 12 april 2024 een verzoek tot echtscheiding ingediend, met nevenvoorzieningen, waaronder alimentatie voor hun jong-meerderjarige dochter en de verdeling van de echtelijke woning. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en pleitnotities, en heeft op 19 augustus 2025 de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De man is veroordeeld tot het betalen van een bijdrage van € 401,- per maand aan de jong-meerderjarige, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Daarnaast is de man bevoegd om de echtelijke woning te blijven bewonen gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking, onder de voorwaarde dat hij de woning op dat moment bewoont. De woning is aan de man toegedeeld voor een waarde van € 473.000,-, waarbij hij de vrouw een bedrag van € 112.000,- zal betalen. De rechtbank heeft ook afspraken gemaakt over de verkoop van de woning indien de man deze niet kan overnemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-2699 (echtscheiding) en FA RK 25-1599 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/664655 (echtscheiding) en C/09/681211 (verdeling)
Datum beschikking: 16 september 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 12 april 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L. de Roode te Leiderdorp.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 6 mei 2024, met bijlagen, van de vrouw;
  • het bericht van 7 mei 2024, met bijlagen, van de vrouw;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek van 29 oktober 2024 van de man;
  • het aanvullend verzoekschrift van 4 december 2024 van de vrouw;
  • het bericht van 16 december 2024, met bijlagen, van de vrouw;
  • het bericht van 23 december 2024, met bijlage, van de vrouw;
  • het verweerschrift tegen het aanvullend verzoek met aanvullende zelfstandige verzoeken van 30 januari 2025 van de man;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken van 27 februari 2025 van de vrouw;
  • de brief van 5 augustus 2025, met bijlagen, van de man;
  • de brief van 8 augustus 2025, met bijlagen waaronder een volmacht van de jong- meerderjarige [jong-meerderjarige] , van de vrouw.
De minderjarige [minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 18 augustus 2025. Hij heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Op 19 augustus 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw bijgestaan door haar advocaat en de man bijgestaan door zijn advocaat.
Door de advocaat van de vrouw is voor de zitting, op 18 augustus 2025, een pleitnotitie met een alimentatieberekening overgelegd. Deze pleitnotitie is tijdens de zitting niet voorgedragen.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum] 2016 te [plaats 1] ;
  • Zij zijn de ouders van:
o de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats 1] ;
o de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboorteplaats 2] .
- Deze rechtbank heeft op 30 januari 2025 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang inhoudende dat:
o (de toen nog minderjarige) [jong-meerderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd;
o de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] ;
o de man voorlopig gerechtigd is om [jong-meerderjarige] bij zich te hebben iedere vrijdag uit school tot na avondeten bij de familie van de man en dat die regeling onder regie van de jeugdbeschermer kan worden uitgebreid;
o de man aan de vrouw, met ingang van 4 december 2024, voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van [jong-meerderjarige] van € 413,- per maand zal betalen en met ingang van 1 januari 2025 van € 440,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
-[jong-meerderjarige] woont bij de vrouw.
- [minderjarige] staat sinds 19 april 2023 onder toezicht en verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder in [plaats 2] . Bij beschikking van deze rechtbank van 17 april 2025 is de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 april 2026.

Verzoek en verweer

De rechtbank houdt bij de weergave van de verzoeken de nummering van partijen aan.
De vrouw verzoekt – na aanvulling en wijziging – de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen tot:
veroordeling van de man tot betaling van een bijdrage voor [jong-meerderjarige] van € 547,- per
maand, althans een zodanige bijdrage als de rechtbank in goede justitie vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van € 352,- per maand als
bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, althans een zodanige bijdrage als de rechtbank in goede justitie vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast te
stellen conform het voorstel van de vrouw zoals geformuleerd in het verzoekschrift en onder V t/m VII;
veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van een gebruiksvergoeding
van € 820,- per maand, althans een zodanige vergoeding als de rechtbank vaststelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van maart 2023, althans met ingang van de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Hierbij heeft de man – na wijziging – zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
toekenning van het uitsluitend voortgezet gebruik van de woning aan de
[adres] te [plaats 1] aan de man per datum inschrijving echtscheiding voor de duur van zes maanden;
het uitspreken van de verdeling conform het voorstel van de man dan wel een
verdeling die de rechtbank juist acht;
vaststelling van een totale regresvordering van € 7.094,49 welke de man heeft op
de vrouw, dan wel een bedrag dat de rechtbank juist acht;
een en ander zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de door de man verzochte nevenvoorzieningen, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding

Ontvankelijkheid
Bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding is het wettelijk verplicht om een ouderschapsplan over te leggen (artikel 815 lid 2 Rv). Partijen hebben dat niet gedaan. De rechtbank zal in dit geval voorbij gaan aan het vereiste van artikel 815 lid 2 Rv, omdat [jong-meerderjarige] inmiddels meerderjarig is en de minderjarige [minderjarige] onder toezicht is gesteld en verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Nu aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank de man en de vrouw ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond kunnen worden toegewezen.
Alimentatie [jong-meerderjarige]
Omdat [jong-meerderjarige] inmiddels meerderjarig is, heeft zij de moeder een volmacht gegeven om alimentatie te verzoeken.
Behoefte en behoeftigheid
Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van [jong-meerderjarige] geïndexeerd naar 2025 € 615,- per maand bedraagt.
Structurele eigen inkomsten kunnen de behoefte verlagen en komen in mindering op de behoefte die hiervoor is genoemd. Tijdens de zitting is besproken dat van het inkomen dat [jong-meerderjarige] gaat verdienen met haar bijbaantje bij de Action en haar betaalde stage in het ziekenhuis € 125,- in mindering komt op de behoefte. De resterende behoefte van [jong-meerderjarige] is dan € 490,- per maand.
Draagkracht vrouw
De vrouw werkt op dit moment anderhalve dag per week als kassière. Volgens de jaaropgave 2024 heeft zij een salaris van € 11.266,- bruto per jaar.
De rechtbank is van oordeel dat van de vrouw kan worden verwacht dat zij meer uren gaat werken dan zij nu doet. Tijdens de zitting heeft de vrouw zelf ook aangegeven dat zij drie of vier dagen wil gaan werken, afhankelijk van de inkomenssituatie van haar nieuwe partner. De rechtbank zal daarom rekening houden met een verdiencapaciteit. De rechtbank zal – conform het standpunt van de man – een inkomen van € 25.000,- bruto per jaar als uitgangspunt nemen.
De rechtbank zal in de berekening geen rekening houden met het kindgebonden budget, omdat de vrouw dit voor [minderjarige] ontvangt en dit uitgeeft aan kosten die zij voor [minderjarige] maakt.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 1.996,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Bij een NBI van € 1.875,- tot € 2.125,- per maand wordt de draagkracht bepaald op een vast bedrag uit de draagkrachttabel, afhankelijk van de hoogte van het NBI. De draagkracht van de vrouw is met toepassing van de draagkrachttabel € 98,- per maand.
Draagkracht man
Partijen zijn het erover eens dat de draagkracht van de man moet worden berekend op basis van zijn inkomen van € 53.179,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgave 2024.
Op basis van dit inkomen en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank het NBI van de man op € 3.360,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
De man stelt dat bij de berekening van zijn draagkracht rekening moet worden gehouden met het volgende:
  • kosten voor [minderjarige] € 100,- per maand;
  • aflossing van advocaatschulden van € 463,- per maand;
  • huur garagebox € 100,- per maand;
  • betaling telefoonabonnement vrouw en [jong-meerderjarige] € 81,- per maand;
  • premie begrafenispolis vrouw € 20,- per maand;
  • werkelijke woonlasten.
Kosten voor [minderjarige]
Tijdens de zitting zijn partijen het eens geworden om rekening te houden met een bedrag van € 75,- per maand aan kosten voor [minderjarige] .
Advocaatkosten
Tussen partijen is in geschil of rekening gehouden moet worden met advocaatkosten.
De rechtbank overweegt dat de man in deze procedure bijstand van een advocaat nodig heeft en, anders dan de vrouw, niet in aanmerking komt voor een toevoeging. De man heeft dus kosten moeten maken voor zijn advocaat. Volgens de advocaat van de man is sprake van een openstaande rekening van ongeveer € 15.000,-. Tijdens de zitting heeft de man gesteld dat hij een lening moet aangaan tegen een rente van 7,1% met een looptijd van twee tot drie jaar om de openstaande rekening van zijn advocaat te betalen. Dat de man een lening met deze voorwaarden moet aangaan, is echter niet met stukken onderbouwd. De rechtbank zal daarom uitgaan van een langere aflostermijn en zal rekening houden met een aflossing van € 300,- per maand.
Garagebox
De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met deze kostenpost. De man dient de huur voor de garagebox uit zijn vrije ruimte te voldoen.
Telefoonabonnement
De rechtbank zal geen rekening houden met deze kostenpost. Tijdens de zitting is besproken dat [jong-meerderjarige] zelf een abonnement zal afsluiten voor haar telefoon en dat partijen samen met de telefoonprovider moeten regelen dat het abonnement voor de vrouw wordt gewijzigd en voortaan door de vrouw zelf wordt betaald. Tot die tijd zal de vrouw de kosten van het abonnement aan de man terugbetalen. De man heeft zo geen kosten meer voor het telefoonabonnement van de vrouw en [jong-meerderjarige] .
Begrafenispolis
De rechtbank zal geen rekening houden met deze kostenpost. Aangezien het een begrafenispolis betreft van de vrouw, hoeft de man deze kosten niet te dragen.
Woonlasten
Tussen partijen is in geschil of voor de bepaling van de draagkracht van de man moet worden uitgegaan van het woonbudget of van zijn werkelijke woonlast, die hoger ligt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de man rekening te houden met zijn werkelijke, hogere, woonlasten. De man heeft de beslissing genomen om in de voormalig echtelijke woning te willen blijven wonen. In het kader van de verdeling zal de man deze woning overnemen en, mede vanwege het moeten uitkopen van de vrouw, worden geconfronteerd met hogere woonlasten. Het staat de man vrij om deze keuze te maken, maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet ten nadele van [jong-meerderjarige] mag strekken in de vorm van een verminderde draagkracht. De rechtbank zal daarom niet afwijken van het woonbudget.
De rechtbank gebruikt voor de berekening van de draagkracht de formule:
70% x [NBI – (0,3 x NBI + € 1.310,-)].
Rekening houdend met de advocaatkosten van € 300,- per maand en de bijdrage in kosten voor [minderjarige] van € 75,- per maand, bedraagt de draagkracht € 444,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
De draagkracht van partijen samen is € 542,- per maand (€ 98 + € 444). Dit is voldoende om in de behoefte van [jong-meerderjarige] te voorzien. De rechtbank heeft daarom een draagkrachtvergelijking gemaakt. Van de totale behoefte van [jong-meerderjarige] komt een deel van
€ 89,- voor rekening van de vrouw en een deel van € 401,- voor rekening van de man.
Zorgkorting
De rechtbank zal geen zorgkorting toepassen, omdat [jong-meerderjarige] meerderjarig is.
Ingangsdatum
De vrouw verzoekt namens [jong-meerderjarige] om de alimentatie vast te stellen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De man heeft geen verweer gevoerd tegen deze ingangsdatum. De rechtbank zal daarom de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking hanteren.
Conclusie
De rechtbank zal bepalen dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een bijdrage aan [jong-meerderjarige] moet betalen van
€ 401,- per maand.
Aanhechten berekening
De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Partneralimentatie
De vrouw heeft tijdens de zitting haar verzoek ingetrokken. Dat betekent dat de rechtbank op dit punt geen beslissing meer hoeft te nemen.
Verdeling
De man en de vrouw zijn gehuwd op 16 juni 2016. Zij hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt. Gelet op de artikelen 1:93 en 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – zoals deze artikelen golden tot 1 januari 2018 – moet worden aangenomen dat tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen bestond. De ontbonden huwelijksgemeenschap moet bij helfte tussen de echtgenoten moet worden verdeeld.
Peildatum
De rechtbank overweegt dat voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap als peildatum geldt 12 april 2024. Dit is de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen of de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang
Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de gemeenschap naar voren gebracht:
de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats 1] ;
de hypothecaire geldlening bij Aegon ( [nummer 1] en [nummer 2] );
schuld bij Qander ( [kenmerk] );
bankrekeningen:
a. gezamenlijke bankrekening bij ABN AMRO ( [rekeningnummer 1] );
b. bankrekening bij Rabobank ten name van de man ( [rekeningnummer 2] );
c. bankrekening bij Rabobank ten name van de vrouw ( [rekeningnummer 3] );
d. bankrekening bij SNS ten name van de vrouw
( [rekeningnummer 4] );
5. inboedel;
6. Mazda 2 (kenteken [kenteken] );
7. vorderingen op de belastingdienst/derden.
De echtelijke woning
Afspraak over de wijze van verdeling
Partijen hebben afspraken gemaakt over toedeling van de echtelijke woning aan de man.
De man zal de woning overnemen voor een waarde van € 473.000,-. De man zal de vrouw bij overdracht van de woning een bedrag van € 112.000,- voldoen en de vrouw houdt een nominale vordering op de man voor een bedrag van € 17.084,-. Deze vordering is in de volgende gevallen opeisbaar:
  • de woning wordt verkocht/vervreemd door de man;
  • bezwaring van de woning door de man;
  • verhuur van de woning door de man;
  • ingebruikgeving van de woning door de man;
  • samenwonen van de man;
  • geregistreerd partnerschap en/of huwelijk van de man;
  • AOW-gerechtigde leeftijd van de man;
  • overlijden van de man;
  • schuldsanering van de man;
  • faillissement van de man;
  • insolventie van de man.
Tijdens de zitting hebben partijen aanvullend afgesproken dat de man tot 17 november 2025 de tijd krijgt om zorg te dragen voor overname van de woning conform de gemaakte afspraken en levering van de woning aan hem.
De rechtbank zal de afspraken van partijen opnemen in het dictum. Hierbij zal de rechtbank ook een spoorboekje opnemen voor de situatie dat het de man niet lukt om de woning over te nemen en deze alsnog moet worden verkocht.
Voortgezet gebruik, gebruiksvergoeding en regresvordering
Gelet op de door partijen gemaakte afspraken over de woning, begrijpt de rechtbank dat het voortgezet gebruik van de woning niet langer tussen partijen in geschil is. De rechtbank zal dat verzoek van de man daarom toewijzen.
De vrouw heeft haar verzoek om een gebruiksvergoeding ingetrokken en de man heeft zijn verzoek over de regresvordering ingetrokken. Dat betekent dat de rechtbank op die punten geen beslissing meer hoeft te nemen.
Schuld bij Qander
Partijen hebben afgesproken dat de schuld bij Qander – waar partijen beide draagplichtig voor zijn – wordt afgelost bij de overname van de echtelijke woning door de man. Daarom is op dit punt geen beslissing meer nodig.
Bankrekeningen
Partijen zijn overeengekomen dat ieder de op zijn/haar naam staande bankrekeningen zal voortzetten, zonder verdere verdeling of verrekening van de saldi. De gezamenlijke bankrekening bij ABN AMRO wordt – zonder verdeling of verrekening van het saldo – voortgezet door de man. Hierbij geldt dat beide partijen zich moeten inspannen voor het wijzigen van de tenaamstelling van deze gezamenlijke bankrekening.
Inboedel
Partijen hebben afgesproken dat zij de inboedel in onderling overleg zullen verdelen.
De Mazda
Tussen partijen is niet in geschil dat de Mazda wordt toegedeeld aan de man. Dit zal gebeuren zonder verdeling van de waarde, omdat de auto volgens partijen geen waarde meer vertegenwoordigd.
Vorderingen
Partijen hebben niet onderbouwd en toegelicht of er op de peildatum sprake was van een vordering op de Belastingdienst en/of een derde. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit niet het geval is en zal dit verzoek afwijzen.
De rechtbank zal de hiervoor weergegeven afspraken tussen partijen opnemen in het dictum van de beschikking. De rechtbank zal wat meer of anders is verzocht afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2016 te [plaats 1] ;
*
bepaalt dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand een alimentatie aan de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , zal betalen van
€ 401,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
bepaalt dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, onder de voorwaarde dat de man deze woning op het moment van die inschrijving bewoont en deze woning op dat moment aan de vrouw uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt;
*
stelt de wijze van verdeling van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij Aegon ( [nummer 1] en [nummer 2] ):
a. de woning wordt toegedeeld aan de man voor een waarde van € 473.000,-;
b. de man zal de vrouw bij overdracht van de woning een bedrag van
€ 112.000,- voldoen en de vrouw houdt een nominale vordering op de man voor een bedrag van € 17.084,-. Deze vordering is in de volgende gevallen opeisbaar:
- de woning wordt verkocht/vervreemd door de man;
- bezwaring van de woning door de man;
- verhuur van de woning door de man;
- ingebruikgeving van de woning door de man;
- samenwonen van de man;
- geregistreerd partnerschap en/of huwelijk van de man;
- AOW-gerechtigde leeftijd van de man;
- overlijden van de man;
- schuldsanering van de man;
- faillissement van de man;
- insolventie van de man;
c. de man dient uiterlijk 17 november 2025 zorg te dragen voor overname van de woning conform de gemaakte afspraken en levering van de woning aan hem;
d. indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
- partijen dienen binnen één week nadat de onder ‘c’ genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan een makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde;
- voor zover partijen het niet eens worden over de keuze voor een onafhankelijke makelaar-taxateur dient de man aan de vrouw drie onafhankelijke makelaar-taxateurs voor te stellen die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit de vrouw er vervolgens één kiest;
- deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
- de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
- partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2. de (saldi op de) bankrekeningen ten name van de vrouw ( [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] ) worden – zonder verdeling of verrekening van de saldi – toegedeeld aan de vrouw en door haar voortgezet;
3. ( (het saldo op) de bankrekening ten name van de man ( [rekeningnummer 2] ) wordt – zonder verdeling of verrekening van het saldo – toegedeeld aan de man en door hem voortgezet;
4. ( (het saldo op) de gezamenlijke bankrekening ( [rekeningnummer 1] ) wordt – zonder verdeling of verrekening van het saldo – toegedeeld aan de man en na wijziging van de tenaamstelling door hem voortgezet;
5. de inboedel wordt in onderling overleg verdeeld;
6. de Mazda 2 (kenteken [kenteken] ) wordt – zonder verdeling van de waarde – toegedeeld aan de man;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Hees, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 september 2025.