ECLI:NL:RBDHA:2025:17281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
C/09/568267 / FA RK 19-1105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige na langdurige procedure met meerdere aanhoudingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 een beschikking gegeven in een langdurige procedure over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De procedure is al zes jaar aan de gang en heeft meerdere aanhoudingen gekend. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij hij eens in de twee weken op zaterdag of zondag vier uur met zijn kind kan doorbrengen. De rechtbank heeft echter besloten om geen omgangsregeling vast te stellen, omdat er nog steeds geen sprake is van onbegeleide omgang. De vader heeft in het verleden niet altijd aan de afspraken voldaan, wat heeft geleid tot teleurstellingen voor het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgangsmomenten voor het kind spanning en onrust veroorzaken, en dat de vader zich niet betrouwbaar opstelt. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het in het belang van het kind is om de contacten met de vader te beëindigen en heeft het verzoek van de vader afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-1105
Zaaknummer: C/09/568267
Datum beschikking: 15 juli 2025

Omgang

Beschikking op het op 6 februari 2019 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. Arslan in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.M. Szczerbak in Den Haag.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juni 2019 is een voorlopige omgangsregeling bepaald en een beslissing ter zake van de omgangsregeling, het gezag en de proceskosten aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 september 2020 zijn partijen (met een zogenoemde ‘lus’ naar de Raad) verwezen naar [instantie 1] voor deelname aan een traject omgangsbegeleiding en is het verzoek van de vader betreffende het gezag afgewezen. Een beslissing ter zake van de omgangsregeling is aangehouden.
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 oktober 2022 is een beslissing ter zake van de omgangsregeling (en de proceskosten) aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het verloop van het traject omgangsbegeleiding bij [instantie 1] en de door partijen gemaakte afspraken over onbegeleide omgang tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] .
Vanwege de aanhouding en detentie (voorlopige hechtenis) van de vader is de geplande zitting van 6 oktober 2023, op verzoek van de moeder, niet doorgegaan.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2024 is bepaald dat de minderjarige [minderjarige] voorlopig volgens een driewekelijks schema 5 tot maximaal 10 minuten telefonisch contact heeft met de vader en is iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling, de doorverwijzing naar een traject ouderschapsbemiddeling en de proceskosten aangehouden.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het F9-formulier van 14 maart 2025, met bijlagen, van de moeder;
  • het F9-formulier van 24 maart 2025, van de vader;
  • het F9-formulier van 10 juni 2025, van de moeder;
  • het F9-formulier van 16 juni 2025, met bijlagen, van de vader.
De minderjarige heeft in een gesprek met de rechter laten weten wat zij van het verzoek vindt.
Op 17 juni 2025 is de behandeling van de zaak op de zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en tolk B. Karpinska;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de Raad.
Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Gewijzigd verzoek

Naar de rechtbank begrijpt, heeft de vader zijn verzoek op de zitting gewijzigd, in die zin dat hij nu verzoekt te bepalen dat een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij [minderjarige] eens in de twee weken op zaterdag of zondag bij de vader is, voor de duur van vier uur. De rechtbank beschouwt daarmee zijn eerdere verzoeken als ingetrokken.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij voorgaande beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen en beslist.
Omgangsregeling
De rechtbank zal geen omgangsregeling vaststellen tussen de vader en [minderjarige] en overweegt daartoe als volgt. Deze procedure is al ruim zes jaar bezig en er zijn al vier tussenbeschikkingen gewezen. Uit de stukken en wat op de zitting is besproken, blijkt dat er nog steeds geen sprake is van onbegeleide omgang. Het traject omgangsbegeleiding loopt sinds november 2020. Voor de detentie van de vader in juni 2023, zag het er – na positief advies van [instantie 1] – naar uit dat er toegewerkt kon worden naar onbegeleide omgang. Vervolgens heeft er, als gevolg van de detentie van de vader, een tijd lang helemaal géén omgang plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de vader. In augustus 2024 is de omgangsbegeleiding bij [instantie 1] opnieuw opgestart. Hierin is gewerkt aan contactherstel tussen [minderjarige] en de vader.
Uit het eindverslag van [instantie 1] van november 2024 volgt – samengevat – het volgende. Het was aanvankelijk de bedoeling om opnieuw toe te werken naar onbegeleide omgang. Echter, [minderjarige] ervaart de omgangsmomenten met de vader als onprettig en is nog niet toe aan onbegeleide omgang. Daarnaast zijn er zorgen over de betrouwbaarheid van de vader. Hij was bij twee van de zes omgangsmomenten die zouden plaatsvinden niet aanwezig en kwam bij andere omgangsmomenten aanzienlijk te laat. Volgens [instantie 1] is het voor [minderjarige] van groot belang dat de vader zich betrouwbaar opstelt, nu zij deze betrouwbaarheid nodig heeft om het contact met de vader op te bouwen en zich veilig te voelen. Dit betekent dat de vader op tijd bij de omgang aanwezig moet zijn en deze door moet laten gaan.
Vervolgens is de begeleide omgang begin dit jaar overgenomen door [instantie 2] . Omdat zij geen contact konden krijgen met de vader, heeft het eerste omgangsmoment pas in maart 2025 plaatsgevonden. Ter zitting is gebleken dat de vader de laatste twee omgangsmomenten op het laatste moment, toen [minderjarige] al onderweg was, heeft afgezegd. Uit het verslag van [instantie 2] blijkt dat er tijdens één van de omgangsmomenten een overdrachtsmoment is geweest waar er een woordenwisseling tussen de ouders heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit incident heeft [instantie 2] met de ouders afgesproken dat er geen contact tussen de ouders meer zal zijn in het bijzijn van [minderjarige] .
Ter zitting is de rechtbank gebleken dat de spanningen tussen de ouders nog steeds onverminderd hoog zijn. Er bestaat bij de moeder nog steeds veel wantrouwen jegens de vader, waardoor voor haar onbegeleide omgang niet bespreekbaar is. De vader voelt zich hierdoor miskent en gaat mede in reactie daarop respectloos met de moeder om. Gelet op het feit dat de vader zich zelfs ten overstaan van de rechtbank zeer respectloos jegens de moeder uitlaat, heeft de rechtbank geen enkele illusie dat contacten tussen de ouders zonder dat daar begeleiding bij is, goed zullen verlopen.
Op grond van het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat onbegeleide omgang op dit moment niet haalbaar is. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat dit op korte termijn zal veranderen. Dit roept de vraag op of het traject omgangsbegeleiding – dat al sinds 2020 loopt – moet worden gecontinueerd. Zoals besproken op de zitting, is de rechtbank in het gesprek met [minderjarige] gebleken dat de omgangsmomenten voor haar spanning opleveren en voor onrust zorgen. Dit wordt versterkt doordat deze omgangsmomenten onvoorspelbaar zijn. De rechtbank ziet zich daardoor gesteld voor een keuze tussen twee kwaden: rust en duidelijkheid voor [minderjarige] en geen omgang met de vader of voortzetting van de begeleide omgang met de vader, wat spanningen en onzekerheid voor [minderjarige] met zich zal blijven meebrengen. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat het in beginsel van belang is dat een kind contact heeft met beide ouders, acht de rechtbank het in deze situatie niet langer in het belang van [minderjarige] om de contacten met de vader via begeleide omgang te laten voortduren. Al zes jaar lang moet [minderjarige] zich bewegen in het spanningsveld tussen haar ouders, waar het niet lukt om tot onbegeleide omgang te komen. De afgelopen jaren is de vader de omgangsregeling regelmatig niet nagekomen, wat bij [minderjarige] voor teleurstellingen heeft gezorgd. Na zes jaar spanningen, onzekerheid en teleurstellingen te hebben ervaren, acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat er een eindbeschikking komt die haar rust en duidelijkheid geeft. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader afwijzen.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2024 – :
wijst de verzoeken van de vader af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.A.L. Niemantsverdriet als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2025.