In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Ziektewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is overschreden. Eiseres had op 2 oktober 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 september 2024, waarin het Uwv haar aanvraag had afgewezen. Op 7 juli 2025 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat het Uwv niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat het Uwv deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- moet vergoeden en dat het Uwv de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50, moet betalen. De uitspraak is gedaan door rechter M.M. Meessen en is openbaar uitgesproken op 19 september 2025.