ECLI:NL:RBDHA:2025:17201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
09/159660-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van het ter beschikking stellen en opslaan van illegaal vuurwerk

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het ter beschikking stellen en opslaan van illegaal vuurwerk. De verdachte, geboren in 1988 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een pseudokoper van de politie en het opslaan van een aanzienlijke hoeveelheid illegaal vuurwerk in een loods-werkruimte. Tijdens de zitting op 1 september 2025 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bekend en zijn spijt betuigd. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring en verschillende proces-verbalen, waaronder die van de aanhouding en de pseudokoop, de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lagere straf, gezien de openheid van zaken van de verdachte en het positieve reclasseringsadvies. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevaren die het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 09/159660-25
Datum uitspraak: 15 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag, meervoudige economische kamer, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 1 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Snoep en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 mei 2025 te [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 9 stuks, althans een of meer stuks, Shells en/of
- een stuk knalvuurwerk (Cobra20)
aan een pseudokoper van de politie ter beschikking heeft gesteld;
2
hij op of omstreeks 22 mei 2025 te [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 78 stuks, althans een of meer stuks, Shells en/of
- 1.129 stuks, althans een of meer stuks, knalvuurwerk (Cobra 20 Ultimate en/of Panzerfaust1
en/of Super Cobra 6 en/of Napolitaanse bom en/of Dumbum 50 en/of Dumbum 30 en/of
Dumbum Middle en/of Panzerfaust3)
- 10 stuks, althans een of meer stuks,overige pyrotechnische artikelen en/of
- een Ratelband (rolletje) en/of
- 21 kilogram, althans een hoeveelheid, Romeinse kaarsen (Dumbum)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad in een loods-werkruimte in/aan een woning aan de [adres 2] ;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025167675, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Team Milieu, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 364).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2025;
2. Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, opgemaakt op 22 mei 2025 (p. 9-10);
3. Het proces-verbaal van pseudokoop, opgemaakt op 22 mei 2025 (p. 26-28).
Feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 1 september 2025;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 mei 2025 (p. 53);
3. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, opgemaakt op 27 mei 2025 (p. 112-128);
4. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, opgemaakt op 27 mei 2025 (p. 129-191);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 juli 2025 (p. 192-193).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 22 mei 2025 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 9 stuks, Shells en
- een stuk knalvuurwerk (Cobra20)
aan een pseudokoper van de politie ter beschikking heeft gesteld;
2
hij op 22 mei 2025 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 78 stuks, Shells en
-
1.119stuks, knalvuurwerk (Cobra 20 Ultimate en Panzerfaust1
en Super Cobra 6 en Napolitaanse bom en Dumbum 50 en Dumbum 30 en
Dumbum Middle en Panzerfaust3)
- 10 stuks, overige pyrotechnische artikelen en
- een Ratelband (rolletje) en
- 21 kilogram Romeinse kaarsen (Dumbum)
heeft opgeslagen en voorhanden gehad in een loods-werkruimte aan een woning aan
de [adres 2] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die het reeds ondergane voorarrest niet, dan wel niet ver te boven zal gaan, in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat de verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven, spijt heeft van het gebeurde en dat sprake is van een positief reclasseringsadvies.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk. Daarnaast is in een loods-werkruimte van zijn woning 217 kilogram professioneel vuurwerk aangetroffen.
Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren voor de samenleving. Dat geldt zeker voor professioneel vuurwerk, dat een substantieel zwaardere of explosievere lading bevat dan het vuurwerk dat aan consumenten verkocht mag worden. Het afsteken van professioneel vuurwerk door particulieren brengt grote risico’s mee, zoals ernstige gehoorbeschadiging, zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden. Daarnaast wordt dit soort vuurwerk regelmatig gebruikt in het criminele circuit, voor aanslagen en ontploffingen.
Door dit vuurwerk aan te bieden en te verkopen, heeft verdachte opzettelijk het risico genomen dat de genoemde gevaren zich zouden verwezenlijken en dat het vuurwerk mogelijk voor criminele doeleinden zou worden gebruikt. De verdachte heeft daarnaast een buitengewoon gevaarlijke situatie gecreëerd voor de omwonenden door een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk midden in een woonwijk en niet op de voorgeschreven wijze te bewaren. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Het is niet voor niets dat strenge regels gelden voor het omgaan met zwaar professioneel vuurwerk. Met die regels wordt beoogd te voorkomen dat gevaarlijke situaties ontstaan met kans op (ernstig) letsel bij anderen of schade aan de omgeving. Bij ontploffing van dit soort massaexplosief vuurwerk zijn de gevolgen niet te overzien. Daarom staan er hoge straffen op het opslaan en ter beschikking stellen aan anderen van zwaar professioneel vuurwerk.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met zijn proces-houding. Hoewel de verdachte naar het oordeel van de rechtbank heeft getracht zijn rol te minimaliseren, heeft hij de feiten snel bekend en openheid van zaken gegeven. Hij heeft ook spijt betuigd en te kennen gegeven niets meer met vuurwerk en zijn medeverdachte, ‘ [medeverdachte] ’, te maken te willen hebben.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 juli 2025.
Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van
26 augustus 2025, waaruit volgt dat de verdachte een stabiel leven heeft. Hij werkt fulltime als lasser, heeft geen schulden of middelenproblematiek. De reclassering heeft niet de indruk dat sprake is van structurele psychosociale problemen of problemen in het sociale netwerk, zodat geen toezicht of begeleiding nodig is. Het delict lijkt een incident te zijn. De verdachte is zich bewust van het strafwaardige van zijn handelen en wil niet recidiveren. Dit ziet de reclassering als beschermende factoren. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bang te zijn bij oplegging van een vrijheidsstraf zijn woning en werk te verliezen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is. Bij haar beslissing over de hoogte daarvan heeft de rechtbank gekeken naar gevangenisstraffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Gelet daarop zal de rechtbank de verdachte
een gevangenisstraf van twaalf maanden opleggen. Zij zal een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk opleggen, met als doel de verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank zal daarbij een proeftijd van drie jaren vaststellen.
Het onvoorwaardelijk deel van de straf is iets lager dan door de officier van justitie geëist De rechtbank beoogt hiermee tegemoet te komen aan de belangen van de verdachte op het punt van woning en werk. Het iets hogere voorwaardelijke deel geeft hem hopelijk extra reden geen nieuwe strafbare feiten te plegen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1 a, 2, en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 Wet milieubeheer;
- 1.2.2 Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan (artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit);
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan (artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit);
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF (12) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
ZES (6) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Tsjapanova, voorzitter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2025.