ECLI:NL:RBDHA:2025:17131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
SGR24/4991
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake inhouding eigen bijdrage Wlz-uitkering

Op 12 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 13 februari 2025. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant kennelijk ongegrond verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar verscheen niet op de zitting van 28 augustus 2025, hoewel hij toestemming had gegeven om de zaak zonder zijn aanwezigheid te behandelen.

De rechtbank overwoog dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter in de eerdere uitspraak terecht had geoordeeld dat het beroep ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de inhouding van de eigen bijdrage door het CAK op de AOW-uitkering van de opposant geen besluit is in de zin van de Awb, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Hierdoor was het bezwaar van de opposant terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De opposant voerde in zijn verzetschrift aan dat de berekening en de ingehouden bedragen niet juist waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet relevant waren voor de beoordeling van het verzet. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak van 13 februari 2025 blijft daarmee in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: 24/4991

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2025 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Bij uitspraak van 13 februari 2025 heeft de rechtbank het beroep van opposant kennelijk ongegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Opposant heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
De rechtbank heeft het verzet op 28 augustus 2025 op een zitting behandeld. Opposant is, met bericht van verhindering en toestemming de zaak buiten zijn afwezigheid af te doen, niet verschenen.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepzaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.
In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter in de buitenzitting-uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een normale behandeling ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst.
De bestuursrechter heeft in de buitenzitting-uitspraak overwogen dat het CAK aan de Sociale verzekeringsbank heeft verzocht om de eigen bijdrage aan zijn Wlz-uitkering die opposant verschuldigd is in te houden op de AOW-uitkering van opposant. Die inhouding van de eigen bijdrage is geen besluit in de zin van de Awb waartegen opposant bezwaar kan maken. Het door opposant ingediende bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het door opposant ingestelde beroep is daarom ongegrond verklaard.
Opposant heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat de berekening en de door het CAK ingehouden bedragen niet juist zijn.
De rechtbank ziet in hetgeen opposant heeft aangevoerd geen reden anders te oordelen dan de bestuursrechter in de buiten-zittinguitspraak heeft gedaan: er is geen sprake van een besluit waartegen opposant kan opkomen. Hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd valt daarom buiten de omvang van dit geding. De rechtbank kan daarover in het kader van deze procedure geen oordeel geven.
Het verzet is daarom ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 13 februari 2025 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, in aanwezigheid van E.T. Rietbroek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen beroep of verzet open.