ECLI:NL:RBDHA:2025:17117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
C/09/674928 / JE RK 24-1962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinsgerichte voorziening

Op 16 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, geboren in 2023, verlengd tot 29 november 2025. De moeder van de minderjarige, die momenteel in een moeder-kindhuis verblijft, heeft aangegeven dat het beter met haar gaat en dat zij de zorg voor haar kinderen wil oppakken. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de moeder in haar huidige omstandigheden niet in staat is om de benodigde verzorging en opvoeding te bieden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de moeder clean blijft en dat er actief onderzocht moet worden of de minderjarige weer bij haar kan wonen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de betrokken partijen, waaronder de moeder en de gecertificeerde instelling, aangespoord om samen te werken aan een oplossing die in het belang van de minderjarige is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/674928 / JE RK 24-1962
Datum uitspraak: 16 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter tot verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te 's-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de heer
[naam 1],
hierna te noemen: de begeleider van de moeder.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 26 november 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengt tot 29 november 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening verlengd tot 29 juli 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 26 november 2024;
  • de schriftelijk update van 18 juni 2025, met bijlagen;
  • de brief van de advocaat van de moeder van 15 juli 2025, met bijlagen.
1.3.
Op 16 juli 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, via een videoverbinding en in aanwezigheid van haar begeleider;
  • de advocaat van de moeder.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 26 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het aangehouden deel van dit verzoek strekt tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 29 november 2025.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het resterend deel van het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd en ter zitting nader toegelicht. De zorgen over de fysieke ontwikkeling van [minderjarige] zijn weggenomen en hij komt nu aan een goede ontwikkeling toe. In het gezinshuis draait hij goed mee en legt hij contact met de andere kinderen. De moeder is met haar dochter verhuisd naar een moeder-kindhuis, waar de omgangsmomenten met [minderjarige] en zijn halfbroertje nu onder begeleiding van de gezinshuisouders van [minderjarige] plaatsvinden. De moeder staat inmiddels open voor begeleiding en kan voldoen aan de basisbehoeften van haar dochter. Zij krijgt begeleiding bij het nemen van haar medicatie en voert gesprekken. Zij doet het goed als zij focust op haar dochter en begeleid wordt, maar de jeugdbeschermer is bezorgd over wat er gebeurt als de verzorging van [minderjarige] erbij zou komen. Uit de omgangsverslagen volgt dat de moeder [minderjarige] niet altijd goed kan begrenzen en niet altijd kan herkennen wat hij nodig heeft. Ook heeft de moeder omgangsmomenten geregeld afgezegd. Het is de vraag of de moeder de zorg voor twee kinderen aankan. Vanwege de wisselende psychische gesteldheid van de moeder kan zij onvoorspelbaar of minder beschikbaar zijn voor de kinderen. De jeugdbeschermer is bezorgd hoe het zal gaan als er geen 24-uurs toezicht op de moeder is en zij zelfstandig afspraken moet maken. Eerder is gezien dat de moeder buiten haar vertrouwde ingeving waarin alles voor haar geregeld wordt, uit contact gaat. Zij heeft ook lang geen toestemming gegeven aan de gecertificeerde instelling om informatie op te vragen. Het is de vraag of de moeder zelfstandig in staat is om keuzes te maken in haar eigen belang en in het belang van de kinderen. De jeugdbeschermer vindt het van belang dat het traject bij het moeder-kindhuis vervolgd wordt zodat zorgvuldig onderzocht kan worden of de moeder in staat is om twee of drie kinderen te verzorgen, hoe een terugkeer naar huis vormgegeven kan worden en hoe zij het beste (psychisch) ondersteund kan worden. Nu zij in het moeder-kindhuis woont en verslavingszorg heeft aanvaard zal er een nieuwe beoordelingsboog afgenomen moeten worden. Hoewel het perspectiefonderzoek bij de oma moederszijde op [land] door de Raad gecontinueerd wordt, is de gecertificeerde instelling geen voorstander van een plaatsing van [minderjarige] daar. De moeder is niet voornemens om terug te keren naar [land] en haar dochter, andere zoon en de vaders van deze kinderen wonen in Nederland. Het is niet wenselijk dat een van de drie kinderen naar [land] gaat terwijl de rest van het biologische netwerk in Nederland is. Hoewel de jeugdbeschermer met de advocaat eens is dat een ‘vakantie’ bij de moeder duidelijker kan maken of de moeder de verzorging van [minderjarige] aankan, vindt de jeugdbeschermer dit geen goed idee. Hij zou dan voor een lange periode weg worden gehaald uit zijn vertrouwde omgeving bij zijn hechtingsfiguren. Hij reageert positief op de moeder, maar ziet haar maar een keer per week. Daarnaast is de jeugdbeschermer bezorgd dat er dan te snel te veel van de moeder wordt gevraagd. De moeder heeft met ondersteuning meer zelfvertrouwen als moeder gekregen en gevreesd wordt dat als het niet goed gaat met [minderjarige] en hij weer weg zou moeten, dit veel met de moeder kan doen. De jeugdbeschermer denkt daarom op dit moment eerder aan een omgangsuitbreiding die wellicht uit een overnachting of dagtrip kan bestaan. Dit moet overlegd worden met de jeugdbeschermer die bij de dochter betrokken is.

4.De standpunten van de belanghebbende

4.1.
De moeder heeft verklaard dat het nu beter met haar gaat. Zij heeft een vrijwillige detox geaccepteerd en is nu vijf maanden clean. Ieder kind verdient de kans om zijn moeder in zijn dagelijks leven te hebben. De moeder wil samenwerken met de jeugdbeschermer en eerlijk communiceren over hoe het gaat. Met begeleiding vanuit [instantie 1] en [instantie 2] is zij in staat om [minderjarige] de zorg te bieden die hij nodig heeft. Zij kan hem stabiliteit, liefde en dagelijkse structuur bieden. De moeder wil de verantwoordelijkheid dragen voor [minderjarige] en wil dat er voor hem een duidelijke beslissing komt.
Namens de moeder is aangevoerd dat de schriftelijke update een te negatief beeld schetst. De moeder is vanwege haar naderende bevalling weggegaan bij [instantie 3] . Zij wordt bij haar psychische problematiek begeleid door [instantie 2] en krijgt medicatie in depot toegediend. Zij wordt gemonitord en houdt zich aan de afspraken. Vanwege de veiligheidsafspraken in het moeder-kindhuis heeft de moeder de eerste zes weken weinig contact kunnen hebben met haar zoons. Er hebben verder ook hele positieve omgangsmomenten plaatsgevonden. De moeder wil het erg goed doen om ervoor te zorgen dat zij haar dochter bij zich kan houden. De moeder realiseert zich dat het belangrijk is dat zij het goed blijft doen voor haar dochter en tegelijk is het pijnlijk voor haar om [minderjarige] te moeten missen. Het zou goed zijn als [minderjarige] een periode bij de moeder zou kunnen blijven om te bezien of zij de zorg voor haar dochter en [minderjarige] tegelijkertijd aankan, en of een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder kans van slagen heeft. De moeder verblijft in een volledig gecontroleerde omgeving waarin altijd iemand aanwezig is. In het moeder-kindhuis is ook plaats voor [minderjarige] . Het is realistisch om dat te doen tijdens de uithuisplaatsing bij de moeder als een soort ‘vakantie’. Mocht het niet lukken, dan is de acceptatie bij de moeder groter als het perspectief niet bij haar wordt bepaald. Inhoudelijk wordt aldus geen verweer gevoerd tegen de verzochte resterende duur van de uithuisplaatsing.
Desgevraagd geeft de advocaat aan dat er nog geen vervolgplek voor de moeder bekend is. Mocht een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder niet mogelijk zijn, dan wil zij de verzorging van [minderjarige] aan de oma moederszijde toevertrouwen. Zij heeft een succesvol bedrijf, en heeft altijd voor de moeder en haar oudste zoon gezorgd.
4.2.
De begeleider van de moeder heeft meegedeeld dat hij er wel van uitgaat dat er plek zal zijn voor [minderjarige] in het moeder-kindhuis, maar dat deze mogelijkheid nog niet concreet is onderzocht. Er zou voor een plaatsing van [minderjarige] in het moeder-kindhuis een nieuw plan moeten worden gemaakt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Het belang van de opvoeding en verzorging van [minderjarige] vergt nog onverkort dat hij uit huis geplaatst blijft. De moeder is in haar huidige omstandigheden niet in staat om hem die verzorging en opvoeding te bieden. Het is wel in zijn belang dat er voortvarend en actief wordt onderzocht of [minderjarige] weer bij de moeder zou kunnen wonen. In elk geval is noodzakelijk dat de moeder clean blijft en dat zij op termijn, wanneer zij niet meer in het moeder-kindhuis verblijft, geschikt onderdak heeft. Intussen zal de jeugdbeschermer moeten inzetten op uitbreiding van de contactmomenten waarbij ook onderzocht moet worden of een nachtje logeren bij de moeder mogelijk is. Of een proefperiode van een verblijf van enkele weken in de komende maanden al tot de mogelijkheden behoort valt nu niet vast te stellen, dat zou ingrijpende veranderingen voor [minderjarige] betekenen. Of en zo ja wanneer dat mogelijk is, zal de jeugdbeschermer moeten onderzoeken. Praktisch gezien lijkt er wel plaats voor [minderjarige] in het moeder-kindhuis maar dit is nog niet concreet onderzocht en daartoe zal, zoals door de begeleider ter zitting toegelicht, een stappenplan moeten worden gemaakt. Het is aan de gecertificeerde instelling om actief de mogelijkheid van terugplaatsing te onderzoeken. Daarbij zal een rol spelen dat de moeder zorg draagt voor haar jonge dochtertje en dat voor een terugplaatsing duidelijk moet zijn dat zij naast die zorg ook blijvend de verzorging van [minderjarige] aan zal kunnen. Intussen zal een eventueel perspectief bij de oma moederszijde ook verder worden onderzocht.
5.3.
Bij de besproken omstandigheden vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] wordt verlengd voor de duur van vier maanden.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening tot 29 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Klijn als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.