Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in een echtscheidingszaak tussen een man en een vrouw, waarbij de man werd vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Alkilic. De procedure begon met een verzoekschrift van de man, dat op 2 juni 2025 was ingediend. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige kinderen van partijen, geboren in 2013, 2015 en 2018, in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening kenbaar te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen en bepaald dat het ouderschapsplan, dat door partijen is opgesteld, deel uitmaakt van de beschikking. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het recht van Polen van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, aangezien partijen geen geldige rechtskeuze hebben gemaakt. De beschikking is uitgesproken door mr. C.G. Meeder, rechter en kinderrechter, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van griffier mr. P. Hillebrand. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.