ECLI:NL:RBDHA:2025:17089

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
C/09/686167 / FA RK 25-4097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met opname ouderschapsplan en verdeling huwelijksgemeenschap naar Pools recht

Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in een echtscheidingszaak tussen een man en een vrouw, waarbij de man werd vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Alkilic. De procedure begon met een verzoekschrift van de man, dat op 2 juni 2025 was ingediend. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige kinderen van partijen, geboren in 2013, 2015 en 2018, in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening kenbaar te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen en bepaald dat het ouderschapsplan, dat door partijen is opgesteld, deel uitmaakt van de beschikking. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het recht van Polen van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, aangezien partijen geen geldige rechtskeuze hebben gemaakt. De beschikking is uitgesproken door mr. C.G. Meeder, rechter en kinderrechter, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van griffier mr. P. Hillebrand. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer / rekestnummer: C/09/686167 / FA RK 25-4097
Beschikking d.d. 17 september 2025 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. G. Alkilic, gevestigd te Den Haag.
tegen
[de vrouw] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de vrouw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 2 juni 2025;
- het betekeningsexploot.
1.2.
Bij de stukken bevindt zich het ouderschapsplan.
1.3.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de vrouw geen verweerschrift ingediend.
1.4.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn, gelet op hun
zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2019 te [plaats 1] , [land] .
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] , [geboorteland] en
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2018 te [geboorteplaats] , [geboorteland] .
2.3.
Scheiding
2.3.1.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft
gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.3.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van
partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om
te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.3.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het
verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.3.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond,
worden toegewezen.
2.3.5.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.
2.4.
Verdeling
2.4.1.
De man heeft verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door hem voorgestelde wijze.
2.4.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met
betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.4.3.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978
van toepassing.
2.4.4.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.4.5.
Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna alleen de nationaliteit
van [land] gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag.
2.4.6.
Zij hebben na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone
verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd.
2.4.7.
De gemeenschappelijke nationaliteit van partijen is die van een zogenaamd
nationaliteitsland.
2.4.8.
Het land van de gemeenschappelijke nationaliteit is geen verdragsland.
2.4.9.
Het land van de eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking is geen verdragsland en het beschouwt zich als een nationaliteitsland.
2.4.10.
Op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 2 aanhef en onder b. van het Verdrag werd vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het
gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het recht van Polen, van
toepassing op hun huwelijksvermogensregime.
2.4.11.
Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
2.4.12.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de vaststelling van de verdeling als
niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats 1] , [land] op [datum] 2019;
3.2.
bepaalt dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
3.3.
stelt de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen als volgt vast, onder
de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van
de burgerlijke stand:
aan de man wordt toegedeeld:
  • de echtelijke woning aan de [adres] , [postcode] te [plaats 2] , onder de voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
  • de inboedelgoederen die hij onder zich heeft, zonder nadere verrekening;
  • alle activa van de eenmanszaak [bedrijfsnaam] met KvK nummer [nummer] ,
waarbij de man alle schulden van de eenmanszaak als eigen schuld voor zijn
rekening neemt onder vrijwaring van de vrouw, zonder nadere verrekening;
- de saldi van de bank- en spaarrekeningen die op zijn staan;
aan de vrouw wordt toegedeeld:
  • de inboedelgoederen die zij onder zich heeft, zonder nadere verrekening;
  • de saldi van de bank- en spaarrekeningen die op haar naam staan;
3.4.
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uitvoerbaar bij
voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P. Hillebrand, griffier, op 17 september 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.