ECLI:NL:RBDHA:2025:1708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL24.38634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ethiopische eiser met vrees voor vervolging door Ethiopische autoriteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Ethiopische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren op [geboortedatum], heeft op 12 december 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 6 september 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 2 december 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees van de eiser voor vervolging door de Ethiopische autoriteiten niet geloofwaardig is. De eiser stelt dat hij wordt verdacht van het rekruteren van Tigreeërs voor de opstand in Tigray en dat hij problemen ondervindt vanwege zijn politieke uitingen op sociale media. De rechtbank concludeert dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de eiser niet tot een politiek geëngageerde familie behoort en dat de vrees voor vervolging bij terugkeer onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38634

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 12 december 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 september 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Ook was een tolk aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser vreest voor de federale overheid in Ethiopië, omdat zij hem ervan verdenken dat hij Tigreeërs heeft gerekruteerd ten tijde van de burgeroorlog in en met Tigray. Daarnaast zijn er mensen die eiser valselijk de schuld geven van de rekrutering van Tigrese personen en zijn er mensen die eiser kwalijk nemen dat hij mensen heeft gecontroleerd op hun Tigrese etniciteit ten tijde van de burgeroorlog. Eisers moeder was luitenant-kolonel in het Ethiopische leger en zit gevangen op verdenking van rekrutering en eisers vader is na het akkoord tussen TPLF en de Ethiopische regering bij terugkeer uit Tigray ook opgepakt. Sinds vier à vijf maanden uit eiser af en toe zijn politieke mening op Twitter tegen de regering van president Abiy Ahmed.
Totstandkoming van het bestreden besluit
5. Bij het nader gehoor op 3 mei 2024 heeft eiser kopieën van de volgende documenten overgelegd:
  • cijferlijst van school
  • uittreksel van de universiteit;
  • foto van een militaire pas van eisers moeder;
  • foto van een visum in moeders paspoort van een vredesmissie in Oeganda.
5.1.
Bij de correcties en aanvullingen van 6 mei 2024 heeft eiser foto’s overgelegd waaruit zou blijken dat eiser heeft gedemonstreerd in België, dat hij in de media te zien is geweest en dat degene die de demonstratie uitzond is gearresteerd.
5.2.
Op 7 mei 2024 heeft de minister het voornemen uitgebracht om eisers asielaanvraag af te wijzen als ongegrond. Eiser heeft op 12 mei 2024 een zienswijze ingediend. Op 13 mei 2024 heeft de minister eiser medegedeeld dat zijn asielaanvraag verder zal worden behandeld in de verlengde asielprocedure.
5.3.
Op 22 mei 2024 heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
  • een document met betrekking tot de arrestatie en detentie van zijn moeder;
  • de geboorteakte van eisers vader;
  • foto’s waaruit zou blijken dat eiser lid is van een belangrijke familie;
  • een brief van eiser waarin hij reageert op het voornemen van 7 mei 2024;
  • een brief van eiser met betrekking tot de demonstratie in Brussel;
  • foto’s van de demonstratie in Brussel.
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Het controleren van personen met de Tigrese etniciteit;
De (valselijke) beschuldiging door de Ethiopische autoriteiten van het rekruteren van personen voor de opstand in Tigray en door familieleden van gerekruteerde personen, en de ondervonden problemen van de zijde van de autoriteiten;
Eiser heeft aangegeven dat er een etnisch conflict is geweest tussen de regering van Ethiopië en de Tigray regio (TPLF).
Eisers uitingen op twitter en de zijn aanwezigheid bij protesten in Brussel tegen de regering Abiy in Ethiopië.
Eiser heeft een origineel rijbewijs overgelegd. De minister acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst daarom geloofwaardig. Vooralsnog gaat de minister ook uit van de Tigrese etniciteit. Eisers bijdrage aan het controleren van personen met de Tigrese etniciteit ten tijde van de opstand in Tigray acht de minister geloofwaardig. De minister acht niet geloofwaardig dat eiser door de Ethiopische autoriteiten en familieleden van gerekruteerde personen is beschuldigd van het rekruteren van personen. Ook de als gevolg hiervan ondervonden problemen van de zijde van de autoriteiten acht de minister niet geloofwaardig. Eisers verklaringen dat het onder asielmotief 4 genoemde conflict heeft plaatsgevonden, wordt geloofwaardig geacht. Eisers uitingen op twitter en zijn aanwezigheid bij protesten in Brussel tegen de regering Abiy zijn ook geloofwaardig geacht. De geloofwaardig geachte asielmotieven leiden er volgens de minister niet toe dat eiser als vluchteling moet worden beschouwd of dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor ernstige schade.
6.1.
In het bestreden besluit is de geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld aan de hand van nieuwe werkinstructie WI 2024/6 (Geloofwaardigheidsbeoordeling asiel). De beoordeling aan de hand van deze werkinstructie leidt volgens de minister niet tot een ander standpunt dan is weergegeven in het voornemen.
Heeft de minister deugdelijk gemotiveerd dat asielmotief 3 ongeloofwaardig is?
7. In het voornemen heeft de minister eiser onder meer de volgende punten tegengeworpen. Aangezien kolonel [naam 2] meer wist over de situatie van Tigreeërs dan eiser en de kolonel ook contact had met eisers vader, is er geen specifieke reden geweest voor de kolonel om informatie aan eiser te vragen. Ook heeft de minister eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over of hij wist dat de informatie die eiser verstrekt aan de kolonel werd gebruikt om mensen te rekruteren. De verklaringen van eiser dat hij informatie over het front in Tigray heeft doorgespeeld en dat hij altijd in Addis Abeba heeft verbleven tot zijn vertrek, acht de minister tegenstrijdig aan elkaar. Verder zou eiser tegenstrijdig hebben verklaard over het verstrekken van informatie aan de kolonel.
7.1.
In het bestreden besluit heeft de minister herhaalt dat het niet logisch en aannemelijk is dat eiser tussen de kolonel en zijn vader moest zitten als doorgeefluik. De minister werpt eiser niet langer tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of hij wist dat de informatie die hij aan de kolonel verstrekte werd gebruikt om mensen te rekruteren. Verder heeft de minister eiser in het bestreden besluit gevolgd in zijn stelling dat hij via zijn familie informatie heeft ontvangen over het front van Tigray, terwijl hij al die tijd in Addis Abeba verbleef, en hij hierover dus niet tegenstrijdig heeft verklaard. Verder geeft de minister in het bestreden besluit aan dat eiser wellicht niet tegenstrijdig heeft verklaard over het verstrekken van informatie aan de kolonel, maar dit maakt de beoordeling volgens de minister niet anders, omdat de informatie die eiser heeft doorgespeeld heeft vrij basaal is.
7.2.
Eiser stelt dat de minister asielmotief 3 ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser voert aan dat de kolonel zijn vader niet kon bereiken. Eisers vader belde eiser en niet de kolonel. Bovendien kreeg eiser ook informatie van zijn ooms en neven aan het front. Verder wijst eiser erop dat de minister hem niet langer tegenwerpt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over of hij wist dat de informatie die hij aan de kolonel verstrekte werd gebruikt om mensen te rekruteren. Ook vindt de minister niet langer dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het ontvangen van informatie over het front van Tigray en vindt de minister dat hij wellicht niet tegenstrijdig heeft verklaard over het verstrekken van informatie aan de kolonel. Gelet op al deze punten had de minister eiser het voordeel van de twijfel moeten gunnen en asielmotief 3 geloofwaardig moeten achten. Bovendien merkt eiser op dat de informatie die hij doorspeelde belangrijk was voor de kolonel.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom asielmotief 3 niet geloofwaardig is en overweegt daartoe als volgt. Uit rechtsoverweging 7.1. blijkt dat de minister meerdere tegenwerpingen aan eiser heeft laten vallen. De minister werpt eiser niet langer tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over of hij wist dat de informatie die hij aan de kolonel verstrekte werd gebruikt om mensen te rekruteren. Ook werpt de minister eiser niet langer tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het ontvangen van informatie over het front van Tigray en vindt de minister dat hij wellicht niet tegenstrijdig heeft verklaard over het verstrekken van informatie aan de kolonel.
7.4.
De tegenwerping dat het niet logisch en aannemelijk is dat eiser als doorgeefluik optrad tussen de kolonel en zijn vader, volgt de rechtbank niet. De minister gaat er in dit verband ten onrechte vanuit dat de kolonel en eisers vader telefonisch contact met elkaar hadden. Tijdens het nader gehoor heeft eiser verklaard dat de kolonel niet zelf met zijn vader kon bellen. [1] De rechtbank leest de zin
‘We zaten altijd te wachten totdat hij ons belde [2] .’op de manier zoals eiser in de zienswijze heeft aangegeven, namelijk dat eiser en zijn familie altijd zaten te wachten totdat zijn vader belde. Dat de kolonel meer wist over de situatie van Tigreeërs dan eiser, is naar het oordeel van de rechtbank ook een onjuiste lezing van het nader gehoor. Eiser heeft verklaard dat hij informatie gaf over
‘hoe de mensendaar (lees: Tigray)
probeerden het leven van de Tigreeërs onmogelijk te maken, zuur te maken. Hoe zij Tigreeërs aan het oppakken waren. Hoe ze dat organiseerden, het plannen van het oppakken van Tigreeërs [3] .’Vervolgens zegt eiser
‘en ook informatie verzamelen van de Tigreeërs, hoe ze het maken. In dit opzicht wist hij zelf meer dan ik [4] .’De rechtbank leest het nader gehoor hier zo dat eiser bedoelt dat de kolonel meer wist dan hij over het verzamelen van informatie over de Tigreeërs, hoe ze het maken en dat dit niet slaat op het eerste gedeelte van het antwoord dat gaat over het onmogelijk maken van het leven van Tigreeërs in Tigray, over het oppakken van Tigreeërs daar. De rechtbank ziet ondersteuning voor dit oordeel in het antwoord op de volgende vraag, waarin eiser zegt dat hij de kolonel geen informatie over de woonomgeving van eiser en de kolonel kon geven, omdat de kolonel dat wist. [5] Eiser gaf informatie door die zag op het front in Tigray. Dat hier sprake zou zijn van basale informatie, acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft verklaard dat hij de kolonel informatie gaf over hoe de mensen in Tigray probeerden het leven van de Tigreeërs onmogelijk te maken, hoe zij Tigreeërs aan het oppakken waren, en hoe ze dat organiseerden, het plannen van het oppakken van Tigreeërs. Dat de minister op basis hiervan heeft geconcludeerd dat niet valt in te zien waarom deze informatie van belang zou zij voor een (oud) kolonel bij rekrutering, kan de rechtbank niet volgen. In het verweerschrift heeft de minister hier nog aan toegevoegd dat eiser zelf heeft verklaard dat de kolonel meer wist dan eiser zelf over de situatie van de Tigreeërs. Een standpunt dat de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, niet volgt.
7.5.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet geloofwaardig is dat eiser informatie aan de kolonel heeft doorgegeven. De minister heeft op grond van het ongeloofwaardig achten van het doorgeven van informatie aan de kolonel, ook ongeloofwaardig geacht dat de Ethiopische autoriteiten een huiszoeking bij eiser thuis hebben gedaan en eisers moeder en tante hebben gearresteerd, dat zij vervolgens bij eiser op zijn kamer bij de universiteit naar hem hebben gezocht en eiser nog steeds in de aandacht staat van de Ethiopische autoriteiten. Dit betekent dat ook de beoordeling van de geloofwaardigheid niet in stand kan blijven.
7.6.
De minister heeft hier ten aanzien van de huiszoeking weliswaar nog aan toegevoegd dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wanneer hij wist dat de autoriteiten naar hem op zoek waren en dat de reden waarom de autoriteiten niet op hem hebben gewacht vaag en tegenstrijdig is, maar ook dat baat de minister niet. De motivering van de minister dat er bij de eerste huiszoeking sprake was van een avondklok en dat de tweede huiszoeking daarom niet nodig zou zijn omdat de autoriteiten hadden kunnen weten dat eiser naar huis zou komen, acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd om eisers verklaring over de huiszoeking als vaag en tegenstrijdig te beoordelen. Eiser kan niet voor de autoriteiten aangeven waarom niet op hem is gewacht. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat eisers verklaring dat de huisgenoot [naam 3] via de buren had vernomen dat de autoriteiten naar eiser op zoek waren en dat hem pas echt duidelijk werd dat hij werd gezocht door de autoriteiten toen ze een inval op zijn kamer op de campus hadden gedaan, evenmin als vaag en tegenstrijdig geduid kan worden en om deze reden onaannemelijk zou zijn. Gelet op het vorenstaande is heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom de huiszoeking niet geloofwaardig is.
7.7.
Ook de nadere motivering in het verweerschrift brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De minister verwijst in het verweerschrift naar de pagina’s 2 tot en met 5 van het bestreden besluit en geeft aan dat er nog voldoende tegenwerpingen blijven staan. Daarbij gaat het volgens de minister onder meer om de tegenwerping en dat eiser niet duidelijk heeft gemaakt waarom het geen vreemde situatie is dat zijn vader vocht tegen het Ethiopische leger en zijn moeder een hoge rang in het Ethiopische leger had. Ten aanzien van deze tegenwerping, merkt de rechtbank op dat deze tegenwerping niet in de besluitvorming is genoemd en in het verweerschrift ook niet verder is onderbouwd.
7.8.
Gelet op al het voorgaande, heeft de minister zich niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat asielmotief 3 ongeloofwaardig is.
Heeft de minister zich deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot een politiek geëngageerde familie behoort?
8. De minister heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot een politiek geëngageerde familie behoort. Nog afgezien van de vraag of dit niet als zelfstandig asielmotief had moeten worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat de minister dit standpunt niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
8.1.
In de eerste plaats kan de rechtbank het standpunt van de minister dat eiser, los van dat hij niet met documenten heeft onderbouwd dat hij tot een politiek geëngageerde familie behoort, hij dit ook niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen, niet volgen. De minister heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen. In dit kader acht de rechtbank verder van belang dat eiser in zijn brief bij de stukken van 22 mei 2024, waarin hij reageert op het voornemen van 7 mei 2024, nader is ingegaan op zijn stelling dat hij tot een politiek geëngageerde familie behoort. De minister heeft deze brief niet kenbaar in de beoordeling betrokken.
8.2.
Uit paragraaf 4.1 van WI 2024/6 volgt dat het in beginsel niet mogelijk is om een asielmotief enkel op basis van kopieën van documenten aannemelijk te maken, omdat de authenticiteit van kopieën niet is vast te stellen. Kopieën kunnen wel worden betrokken bij de geloofwaardigsheidstoets die volgt als het motief niet volledig met documenten is onderbouwd.
8.3.
Eiser heeft bij het nader gehoor van 3 mei 2024 kopieën van een militaire pas van zijn moeder en van een visum in zijn moeders paspoort van een vredesmissie in Oeganda overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de minister deze stukken niet kenbaar bij de beoordeling heeft betrokken. In het bestreden besluit is de minister wel ingegaan op de op 6 mei 2024 overgelegde kopieën van de geboorteakte van eisers vader en de bevestiging van de detentie van eisers moeder en de foto’s waaruit zou blijken dat eiser lid is van een belangrijke familie. De minister zegt over de geboorteakte en de foto’s met familie echter niet meer dan dat de kwaliteit van de foto’s slecht is dan wel dat niet duidelijk is dat het eiser is op de foto’s. Over de bevestiging van de detentie van eisers moeder zegt de minister dat dit document niet aannemelijk maakt dat het echt om eisers moeder gaat en dat het niet mogelijk is om kopieën te onderzoeken op authenticiteit. In het verweerschrift heeft de minister hier nog aan toegevoegd dat zelfs al zou eiser de originele documenten, die te maken hebben met de arrestatie van zijn moeder, aanbieden voor onderzoek, dit onderzoek niet zou kunnen uitwijzen dat het ook echt om eisers moeder gaat. Daarnaast heeft eiser bij de aanvullende gronden van 21 november 2024 een kopie van een geboorteakte van zichzelf overgelegd en komt volgens de minister de naam van zijn moeder daarop niet overeen met de naam op het stuk dat ziet op de arrestatie.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de in rechtsoverweging 8.3. genoemde stukken enkel in kopie zijn overgelegd en daarom niet op echtheid kunnen worden onderzocht, niet maakt dat deze stukken niet inhoudelijk bij de beoordeling moeten worden betrokken. In het geval er voor de minister onduidelijkheid over de documenten bestond, bijvoorbeeld omdat niet duidelijk is dat het eiser is op de foto’s, had de minister daar gelet op de samenwerkingsverplichting over door moeten vragen in een aanvullend gehoor. Ook had de minister de kopieën van een militaire pas van zijn moeder en van een visum in zijn moeders paspoort van een vredesmissie in Oeganda kenbaar in de beoordeling moeten betrekken. Hetzelfde geldt voor de brief waarin eiser heeft gereageerd op het voornemen van 7 mei 2024.
8.5.
Gelet op al het voorgaande heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot een politiek geëngageerde familie behoort.
Vrees bij terugkeer als gevolg van eisers aanwezigheid bij protesten in Brussel
9. Eiser bestrijdt de conclusie van de minister dat hij geen belangrijke positie heeft ingenomen bij de demonstratie in Brussel. In een brief die eiser op 22 mei 2024 heeft overgelegd, heeft hij naar voren gebracht dat hij betrokken is geweest bij de organisatie van de demonstratie en dat hij daar een speech heeft gehouden. Eiser stelt dat hem bij terugkeer een onmenselijke behandeling wacht, omdat hij politieke activiteiten heeft verricht tegen de autoriteiten van de Ethiopië. Aangezien eiser op diverse mediakanalen te zien is geweest, is het volgens eiser aannemelijk dat dit bij de Ethiopische autoriteiten bekend is. Eiser heeft in dit verband verwezen naar WBV 2014/11 en WBV 2024/12, waaruit blijkt dat voor Ethiopië oppositieleden en activisten zijn aangemerkt als risicoprofiel. Eiser heeft politieke activiteiten verricht door tijdens een demonstratie in België significante kritiek te uiten op de Ethiopische autoriteiten. Daar komt nog bij dat eiser lid van een politiek geëngageerde familie.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een significante rol heeft gespeeld bij de demonstratie in Brussel. In een brief die eiser op 22 mei 2024 aan de minister heeft overgelegd is eiser nader ingegaan op zijn rol bij de demonstratie en heeft hij verklaard dat hij betrokken is geweest bij de organisatie van de demonstratie en dat hij een speech heeft gehouden. De rechtbank stelt vast dat de minister deze brief niet kenbaar bij de besluitvorming heeft betrokken. Pas in het verweerschrift gaat de minister in op deze brief en zegt hierover zonder eiser aanvullend te horen en zonder nadere motivering, slechts dat aan de brief niet het gewicht toekomt dat eiser wenst. Voor zover de minister in het verweerschrift in voetnoot 14 heeft verwezen naar pagina 26 van het nader gehoor, waar eiser het zou hebben over
één van de verantwoordelijken van de demonstratie, wijst de rechtbank erop dat eiser het hier in het nader gehoor heeft over
één van de verantwoordelijken van het kanaal(lees: kanaal 29). De rechtbank acht de motivering van de minister over het onaannemelijk achten van een significante rol bij de demonstratie in Brussel ontoereikend. Te meer omdat in paragraaf C7/14.3.2. van de Vc [6] activisten als risicoprofiel zijn aangemerkt
.Uit pagina 5 van het bestreden besluit blijkt bovendien dat de minister voor het oordeel dat eiser niet tot het risicoprofiel activisten kan worden gerekend, van belang heeft geacht dat eiser niet aannemelijk heeft geacht dat hij behoort tot een politiek geëngageerde familie. In rechtsoverweging 8.5. heeft de rechtbank hierover reeds geoordeeld dat de minister niet deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot een politiek geëngageerde familie behoort.
9.2.
Verder heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij de Ethiopische autoriteiten bekend is dat hij heeft gedemonstreerd. Tijdens het nader gehoor [7] heeft eiser verklaard dat de demonstratie is uitgezonden op kanaal 29 en dat één van de verantwoordelijken van het kanaal is opgepakt wegens het verspreiden van valse informatie. Bij de correcties en aanvullingen op het nader gehoor van 6 mei 2024 heeft eiser stukken overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat hij in de media te zien is geweest en dat de verantwoordelijke voor de media is gearresteerd. De rechtbank stelt vast dat de minister deze stukken niet kenbaar bij de besluitvorming heeft betrokken. Dat in het verweerschrift staat dat niet is gebleken dat eiser op sociale media een groot bereik heeft nu hij heeft verklaard dat hij 23 volgers heeft op twitter, gaat voorbij aan de verklaring van eiser dat hij in andere media te zien is geweest. De minister heeft zich op grond van het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van 31 januari 2024 daarnaast op het standpunt gesteld dat de Ethiopische regering niet meer de capaciteiten en middelen heeft om de diaspora efficiënt te monitoren. De minister heeft in het bestreden besluit echter niet aangegeven op welke pagina in het ambtsbericht dit te vinden zou zijn en heeft hier ter zitting ook geen duidelijkheid over kunnen verschaffen. De rechtbank heeft dit niet terug kunnen vinden in het desbetreffende ambtsbericht. De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij de Ethiopische autoriteiten bekend is dat hij heeft gedemonstreerd en acht ook in dit verband van belang dat in paragraaf C7/14.3.2. van de Vc [8] activisten als risicoprofiel zijn aangemerkt.
9.3.
Gelet op het voorgaande heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom eiser bij terugkeer niet te vrezen heeft als gevolg van zijn deelname aan de demonstratie in Brussel.
Traumatabeleid
10. Artikel 31, vijfde lid, van de Vw bepaalt dat het feit dat de vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zij om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
10.1.
In paragraaf C2/3.3 van de Vc wordt – voor zover hier relevant – bepaalt:
“Eerdere confrontatie met wandaden
Indien de vreemdeling in het land van herkomst is blootgesteld aan ernstige schade als bedoeld in artikel 29 eerste lid onder b, Vw wordt allereerst verwezen naar artikel 31, vijfde lid, Vw. In aanvulling op deze bepaling wordt een vreemdeling, die in het verleden is geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen in zijn directe omgeving en zich op grond van de psychologische problematiek als gevolg van de wandaden in een positie bevindt dat hij niet terug kan keren naar zijn land van herkomst, door de IND onder de hieronder gestelde voorwaarden in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
[...]
Uitsluitend de volgende daden kunnen voor de IND aanleiding geven een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw te verlenen:
  • de gewelddadige dood van naaste familieleden of huisgenoten van de vreemdeling;
  • de gewelddadige dood van andere verwanten of vrienden van de vreemdeling voor zover de vreemdeling aannemelijk maakt dat een hechte relatie bestond tussen de overledene en de vreemdeling;
  • substantiële niet-strafrechtelijke detentie van de vreemdeling;
  • marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van de vreemdeling;
  • het aanwezig zijn als getuige bij marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van naaste familieleden of huisgenoten van de vreemdeling;
  • het aanwezig zijn als getuige bij marteling, ernstige mishandeling of verkrachting van andere verwanten of vrienden van de vreemdeling voor zover de vreemdeling aannemelijk maakt dat er een hechte relatie bestond tussen de verwant of vriend en de vreemdeling.
[...]
10.2.
Eiser doet een beroep op artikel 31, vijfde lid, van de Vw en op het traumatabeleid. Eisers moeder en tante zijn gearresteerd en zijn tante is tijdens haar detentie overleden. Mede als gevolg hiervan is eiser Ethiopië ontvlucht.
10.3.
De rechtbank stelt vast dat de minister zich in het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor het traumatabeleid, met de enkele motivering dat eiser niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet. In rechtsoverweging 7.5. heeft de rechtbank geoordeeld dat de beoordeling dat het ongeloofwaardig is dat de Ethiopische autoriteiten eisers moeder en tante hebben gearresteerd niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat ook de motivering van de minister dat eiser niet aan de voorwaarden van het traumatabeleid onvoldoende is.
Risico op schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer door het niet hebben van reis- of identiteitsdocumenten
11. Eiser voert aan dat uit het algemeen ambtsbericht Ethiopië van 31 januari 2024 blijkt dat terugkeerders risico lopen op negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten. Uit de laatste alinea op pagina 78 van dit ambtsbericht volgt dat het (niet) hebben van reis- of identiteitsdocumenten invloed kan hebben op de behandeling door de autoriteiten bij terugkeer. Bij terugkeer kan het leiden tot lange wachttijden, ondervraging en mishandeling door de autoriteiten. Het niet nader gemotiveerde standpunt van de minister in het bestreden besluit dat eiser weliswaar geen documenten heeft, maar dat dit niet betekent dat er ook een schending van artikel 3 van het EVRM [9] dreigt bij terugkeer, acht eiser in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
11.1.
In het bestreden besluit heeft de minister zich, zonder dit nader te motiveren, op het standpunt gesteld dat het feit dat eiser geen documenten heeft, niet betekent dat er een schending van artikel 3 van het EVRM dreigt bij terugkeer. In het verweerschrift heeft de minister deze motivering aangevuld door te verwijzen naar de pagina’s 75 en 76 van het Algemeen ambtsbericht Ethiopië van 31 januari 2024, waaruit volgt dat bronnen van mening verschilden of het hebben van documenten invloed had op de behandeling door de autoriteiten bij terugkeer en dat de bronnen die verklaarden dat het wel invloed had, verklaarden dat het kon leiden tot langere wachttijden, ondervragingen en mishandeling door de autoriteiten. De rechtbank wijst op het laatste punt, mishandeling door de autoriteiten, en kan gelet hierop, zonder nadere motivering die evenwel ontbreekt, de conclusie van de minister dat dit geen dreigende schending van artikel 3 van het EVRM inhoudt, niet volgen. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

12. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.
12.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak en stelt hiervoor een termijn van acht weken.
12.3.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pagina 18 NG
2.Pagina 18 NG
3.Pagina 17 NG
4.Pagina 17 en 18 NG
5.Pagina 18 NG
6.Vreemdelingencirculaire 2000
7.Pagina 26 NG
8.Vreemdelingencirculaire 2000
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.