Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2025 in de zaak tussen
[partij B] B.V., [partij C] B.V.en
[partij D], uit [plaats 1] , samen te noemen: [partij A tm D]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de intrekking van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg had op 25 april 2023 een omgevingsvergunning verleend aan [partij E en F] voor de bouw van een vrijstaande woning. [partij A tm D], exploitanten van een glastuinbouwbedrijf, hebben hiertegen beroep ingesteld, omdat zij vreesden dat de woning hun bedrijfsvoering zou belemmeren door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Na een wijziging van de vergunning op 27 november 2023, heeft het college op 21 augustus 2025 de vergunning ingetrokken, omdat het niet in staat was een deugdelijke motivering te geven voor de vergunningverlening.
Tijdens de zitting op 12 september 2025 hebben [partij A tm D] hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in de proceskosten moet worden veroordeeld, maar dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een hogere vergoeding rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskostenvergoeding € 2.267,50 bedraagt, gebaseerd op de forfaitaire tarieven van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Tevens is het beroep van rechtswege van [partij E en F] tegen het besluit van 21 augustus 2025 ongegrond verklaard, omdat zij geen beroepsgronden hebben ingediend.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, in aanwezigheid van griffier mr. I. Geerink-van Loon.