ECLI:NL:RBDHA:2025:17009
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor verblijfsvergunning regulier voor arbeid in loondienst
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening betreft de afwijzing van de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid in loondienst. Verzoeker is het niet eens met de afwijzing en vraagt om een voorlopige voorziening, waarbij hij verschillende gronden aanvoert.
Verzoeker heeft op 25 september 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst. De minister heeft deze aanvraag op 13 januari 2025 afgewezen. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 25 april 2025 het bezwaar afgewezen en is verzoeker in beroep gegaan. Hij vraagt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 september 2025 behandeld, samen met een andere zaak. In de uitspraak van vandaag, betreffende een ander zaaknummer, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig, en wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt.