ECLI:NL:RBDHA:2025:16973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
NL25.41780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 15 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was op 25 mei 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie en is sindsdien voortduren. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 8 september 2025 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 5 augustus 2025. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is, omdat hij geen officieel erkende identiteit heeft in Marokko of Palestina. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure. Er zijn verschillende stappen ondernomen, zoals het aanvragen van documenten bij de Marokkaanse autoriteiten en het voeren van vertrekgesprekken met eiser. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht op uitzetting is en dat de minister niet onrechtmatig handelt door de maatregel van bewaring voort te zetten.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.41780

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. N. den Ouden),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 25 mei 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 8 september 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1979.
2. Als een beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond is verklaard, kan de rechtbank in een vervolgberoep tegen het voortduren van de maatregel zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] Gelet op de inhoud van het digitale dossier acht de rechtbank zich in dit geval voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 7 augustus 2025. [3] Uit de voormelde uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 5 augustus 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds de sluiting van voornoemd onderzoek op 5 augustus 2025.
5. Eiser voert aan dat in zijn geval geen zicht op uitzetting bestaat. Eiser heeft geen officieel erkende identiteit in Marokko of Palestina, waardoor het verweerder niet lukt om aan identificerende documenten te komen. Ook voor eiser is het niet mogelijk om documenten te verkrijgen. Zonder geldige identificerende documenten kunnen de Marokkaanse autoriteiten niet bevestigen dat eiser een onderdaan van hun land is. Verweerder gaat er kennelijk vanuit dat eiser geen Marokkaanse identiteit heeft. Daarnaast doet verweerder ook geen onderzoek naar de vraag of eiser de identiteit van een ander land heeft. Verder voert eiser aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld door vast te houden aan de verkeerde nationaliteit. Eiser had al aangegeven dat hij niet degene was op het paspoort en de Marokkaanse autoriteiten hebben dat na een bezoek van verweerder bevestigd. Er zou geen match zijn met de dacty. Toch heeft verweerder ervoor gekozen om deze gegevens aan te houden en eiser hiermee te presenteren bij het consulaat. Er is toen nogmaals bevestigd door de Marokkaanse autoriteiten dat eiser niet diegene op het oude paspoort is. Door te lang aan de onjuiste informatie vast te houden, is er geen verder onderzoek gedaan naar de identiteit van eiser. Verweerder handelt hiermee onvoldoende voortvarend.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting naar Marokko. Uit het voortgangsrapport volgt dat verweerder sinds 5 augustus 2025 op 15 augustus 2025 schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten over de lp [4] -aanvraag en er zijn met eiser vertrekgesprekken gevoerd op 5 augustus en 12 augustus 2025. Daarnaast is eiser op 26 augustus 2025 gepresenteerd bij het consulaat. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn. In zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting naar Marokko. De omstandigheid dat er ten behoeve van eiser nog geen lp is afgegeven, is onvoldoende om aan te nemen dat er in eisers geval geen zicht op uitzetting bestaat. Uit het verslag van de presentatie in persoon en de vertrekgesprekken blijkt dat eiser eerder is gepresenteerd aan de Palestijnse autoriteiten en dat daaruit is gebleken dat eiser geen Palestijnse nationaliteit heeft. Dat het consulaat heeft bevestigd dat de bij de aanvraag gevoegde paspoortkopie niet van eiser is, betekent nog niet dat een definitieve conclusie is getrokken over de nationaliteit van eiser. Uit het verslag van de presentatie in persoon blijkt immers dat eiser Arabisch spreekt met een Marokkaans accent, maar dat uit een onderzoek vanuit Rabat moet blijken of eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft. Door een medewerker van het consulaat zijn ook vingerafdrukken van eiser afgenomen en wordt de lp-aanvraag in onderzoek genomen. Dit betekent dat het onderzoek naar de nationaliteit van eiser bij het consulaat nog niet is afgerond. De Marokkaanse autoriteiten hebben hiermee niet te kennen gegeven dat zij voor eiser geen lp zullen afgeven. Ook is niet gebleken van enige poging van eiser om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. Daarbij wordt opgemerkt dat uit het voorgangsrapportage is gebleken dat eiser negentien verschillende aliassen heeft opgegeven. Uit de vertrekgesprekken van 5 augustus 2025 en 12 augustus 2025 blijkt bovendien dat eiser niet bereid is mee te werken of actie onderneemt met betrekking tot zijn terugkeer. Gelet op het voorgaande werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser en is er voldoende zicht op uitzetting.
7. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 september 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 96, eerste lid, van de Vw.
4.Laissez-passer.