ECLI:NL:RBDHA:2025:16950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
09/165105-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met braak en geweld, overtredingen van de Wegenverkeerswet en de gevolgen daarvan

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 28 mei 2025 in Driebruggen een woning heeft ingebroken. De verdachte heeft daarbij geweld gebruikt door pepperspray in het gezicht van de buurman te spuiten en hem te slaan, terwijl hij sieraden heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat de verklaringen van getuigen de beschuldigingen ondersteunen. De verdachte is ook beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs en het negeren van verkeersregels, wat leidde tot gevaarlijke situaties voor andere weggebruikers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 12 maanden. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor letsel opgelopen tijdens de confrontatie met de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van € 500,- te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/165105-25
Datum uitspraak: 16 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 2 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Stolk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D.A. Stam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting bekend. Voor al deze feiten heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring. De opgave van bewijsmiddelen is opgenomen in bijlage II.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft (eveneens) gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte partiële vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, namelijk voor zover het betreft het geweldselement. Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een ernstige gevaarzetting als bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen (feiten 1 en 5)
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 (diefstal met braak en met geweld)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 28 mei 2025 in Driebruggen heeft ingebroken in een woning, door middel van inklimming, en daarbij meerdere sieraden heeft weggenomen. Bij die diefstal is door de verdachte geweld gebruikt, door na betrapping door de buurman pepperspray in diens gezicht te spuiten en hem op zijn rechteroog te slaan. Er is aangifte gedaan door [aangeefster] , de bewoonster van de woning waar is ingebroken. Daarnaast heeft [aangever] , de buurman, aangifte gedaan van mishandeling. Laatstgenoemde heeft in zijn aangifte verklaard dat hij de verdachte heeft gezien in de slaapkamer van zijn buurvrouw en hem uit het raam van de slaapkamer zag klimmen. De verdachte probeerde vervolgens weg te lopen en zou aangever [aangever] , die in de weg stond, toen met een bijtende vloeistof in het gezicht hebben gespoten en hebben geslagen. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat zij de verdachte uit het raam zag springen. Daar komt bij dat bij de verdachte sieraden zijn aangetroffen, waarvan aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat die van haar zijn en dat ze normaal gesproken in het sieradendoosje op haar nachtkastje in de slaapkamer liggen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen, omdat deze op essentiële punten worden ondersteund door de verklaringen van de andere getuigen. Dit in tegenstelling tot de verklaring van de verdachte, die heeft verklaard dat in hij in Driebruggen was om melk en kaas te kopen, dat hij niet in de woning van aangeefster [aangeefster] is geweest, dat hij pas pepperspray heeft gebruikt nadat hij door een buurman werd mishandeld en dat de bij hem aangetroffen sieraden van zijn partner zijn. De verklaring van de verdachte vindt echter geen steun in het dossier en wordt op onderdelen zelfs weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal, door middel van inklimming, en met geweld.
Feit 5 (ernstige gevaarzetting)
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde overtreding van artikel 5a WVW 1994 moet de rechtbank beoordelen of de verdachte met de ten laste gelegde gedragingen die wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Ernstige schending van verkeersregels
De verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om het (meermalen) negeren van stoptekens, overschrijding van de maximumsnelheid, inhalen over een doorgetrokken streep en daardoor rijden op de verkeerde rijbaan, waardoor tegemoetkomend verkeer hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen, slingeren tussen het overige verkeer, door rood rijden en het insturen op een politievoertuig. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte die gedragingen inderdaad heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de verbalisanten. De beschreven gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een ernstige schending van de verkeersregels, zoals bedoeld in artikel 5a WVW 1994. Dit artikel heeft betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het bij dergelijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. In dit geval heeft de verdachte, terwijl hij werd achtervolgd door de politie, meerdere verkeersregels geschonden, zowel buiten als binnen de bebouwde kom. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verkeersregels daarmee in ernstige mate heeft geschonden.
Dubbel opzet
De rechtbank overweegt verder dat in het kader van artikel 5a WVW 1994 het opzet van de verdachte zowel moet zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het opzet had op het overtreden van de verkeersregels. Dat blijkt uit de omstandigheid dat hij zo snel mogelijk weg wilde komen van de politie, waarbij hij niet alleen buiten de bebouwde kom, maar ook daarbinnen met een fors hogere snelheid reed dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid en daarmee sneller dan voor een veilig verkeer verantwoord was. Daarbij heeft de verdachte meerdere malen ingehaald over een (dubbele) doorgetrokken streep, waardoor andere weggebruikers hard moesten remmen om een aanrijding te voorkomen. De verdachte heeft hiermee de verkeersveiligheid niet in acht genomen en daarmee op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de verkeersregels zou overtreden.
De rechtbank overweegt verder dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van bovengenoemde gedragingen in samenhang bezien, en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de verkeersregels
ernstigzou schenden en op die schending dus in ieder geval voorwaardelijk opzet had.
Te duchten gevaar
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat van ernstig verkeersgedrag geen sprake is. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij op het politievoertuig heeft ingestuurd, dat geen sprake is van extreme overschrijdingen van de maximumsnelheid en dat ook het door een rood stoplicht rijden niet per definitie tot levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel hoeft te leiden.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Om vast te kunnen stellen dat door de gedragingen van de verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was in de zin van artikel 5a WVW 1994, moet het gevaar ten tijde van de gedragingen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte zeer gevaarlijke situaties opleverde. De verdachte reed met hoge snelheid in de bebouwde kom, waar hij – in de nabijheid van meerdere andere weggebruikers – de macht over het stuur had kunnen verliezen. Hij negeerde daarbij het stopteken van de politie en reed meermalen door een rood verkeerslicht. Ook reed de verdachte met een fors hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur door een woonwijk waar zich op dat moment meerdere fietsers, voetgangers en personenauto’s bevonden. Dat is een plek waar andere – ook kwetsbare – weggebruikers dergelijk gedrag niet verwachten en dat op zichzelf levert al een gevaarlijke situatie op. De verdachte heeft verder op de verkeerde weghelft gereden en ingestuurd op een politievoertuig, waarbij de kans op een (ernstig) ongeluk met zwaar lichamelijk letsel of dodelijke afloop meer dan aanwezig – en daarmee voorzienbaar – was. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot alle ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 28 mei 2025 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk
,sieraden, die aan [aangeefster] toebehoorden
,heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen
,en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming,
welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever] ,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever] met
pepperspray in zijn gezicht te spuiten en met de vuist tegen zijn rechteroog te slaan;
2
hij op 28 mei 2025 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk
,een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
3
hij op 28 mei 2025 te Gouda, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (motorscooter) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
4
hij op 28 mei 2025 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk
,als bestuurder van een motorrijtuig (motorscooter) heeft gereden op de weg, Hoogeind, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
5
hij omstreeks 31 maart 2025 te Gouda
,als bestuurder van een voertuig (Toyota C-HR, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de N207, Rotterdamseweg, Nieuwe Veerstal, Goejanverwelledijk. Sportlaan, Estafetteweg, De Wissel, Middenmolenlaan, Goverwellesingel, N228, Koningin Wilhelminaweg, Tesselschadestraat en de Burgemeester Gaarlandtsingel zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden
,door
:- geen gevolg te geven aan door verbalisanten gegeven stoptekens middels het volg- en stoptransparant, en
;- met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een veel hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was te rijden, en
;- daarbij met hoge snelheid meermalen voertuigen in te halen over een dubbele doorgetrokken streep en daardoor te rijden op de weghelft van genoemde weg, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor tegemoetkomend verkeer hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen
,en
;- daarbij te slingeren tussen het overig verkeer, en
;- daarbij meermalen door rood licht te rijden en geen voorrang te verlenen, en
;- daarbij in te sturen op een politievoertuig,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was
.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden. Verder heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een locatie- en contactverbod met [aangever] .
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat een lagere straf dient te worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met inklimming en met geweld met een door hem meegebracht wapen (pepperspray). Het door de verdachte tijdens zijn vluchtpoging gebruikte geweld is voor aangever [aangever] , die slechts zijn burgerplicht wilde vervullen en de verdachte probeerde tegen te houden nadat hij de verdachte uit de woning van zijn buren zag vluchten, niet alleen beangstigend geweest, maar heeft ook pijn en letsel bij hem veroorzaakt. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het bezit van pepperspray, het rijden zonder rijbewijs en het weigeren om mee te werken aan een bloedonderzoek.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag met zijn auto. Op de openbare weg, zowel binnen als buiten de bebouwde kom en zonder zich te bekommeren om de andere weggebruikers, heeft de verdachte een dollemansrit ingezet, enkel en alleen om te ontkomen aan de politie die hem staande wilde houden. De verdachte heeft vanaf dat moment met niemand rekening gehouden en alleen aan zijn eigen belang gedacht. Tijdens zijn vlucht heeft de verdachte onder meer ingestuurd op een politievoertuig en hebben meerdere weggebruikers hard moeten remmen om een aanrijding te voorkomen. Dat moet een behoorlijke impact op hen hebben gehad.
Met zijn handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen en evenmin voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen. Dergelijke feiten brengen in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 juli 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte al meerdere malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en nog in een proeftijd liep van een voorwaardelijke straf. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
Over de verdachte is geen reclasseringsadvies opgesteld, waardoor de rechtbank enkel de door en namens de verdachte bij de politie en ter zitting gegeven inlichtingen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte kan gebruiken om zich een beeld te vormen van verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij werk en een woning heeft, maar dat hij zijn woning zal verliezen als hij langer in detentie moet blijven.
De op te leggen straffen
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, alsmede bij wat in gelijksoortige zaken wordt opgelegd en weegt ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee.
De rechtbank merkt daarbij op dat de verdachte de schuld voor de onderhavige feiten voornamelijk bij anderen lijkt te leggen en hiervoor zelf nauwelijks verantwoordelijkheid lijkt te nemen. Dat getuigt van weinig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen en is een strafverhogende omstandigheid.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van veertien maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Voor het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel - zoals gevorderd door de officier van justitie - ziet de rechtbank evenmin aanleiding.
Gelet op de overtreding van artikel 5a WVW 1994 acht de rechtbank daarnaast passend en geboden een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
Het onder 4 bewezen verklaarde feit betreft een overtreding. De rechtbank is ten aanzien van dit bewezen verklaarde feit van oordeel dat oplegging van een nadere sanctie, naast de hiervoor genoemde straffen, niet opportuun is. De rechtbank zal de verdachte daarom ten aanzien van feit 4, met toepassing van artikel 9a Sr, schuldig verklaren maar hem geen straf of maatregel opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 500,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met toewijzing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit letsel opgelopen en daarna te kampen gehad met slaapstoornissen en concentratieproblemen. In zijn schriftelijke slachtofferverklaring heeft de benadeelde partij toegelicht dat hij nog altijd kampt met gederfd levensgenot en andere nadelige gevolgen. Gelet op het voorgaande, alsmede op wat door de benadeelde partij ter toelichting op de vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op de gevorderde € 500,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 mei 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.4.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] .

8.Het inbeslaggenomen voorwerp

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting een beslaglijst overgelegd en heeft toegelicht dat er enkel nog op dat beslag beslist dient te worden. Deze beslaglijst is opgenomen in bijlage III. De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 1.292,-, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich eveneens op het standpunt dat het geldbedrag dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 1.292,-.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 57, 62 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 107, 163, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 6º;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 5:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
ten aanzien van feiten 1, 2, 3 en 5
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
14 (VEERTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
ten aanzien van feit 4
bepaalt dat aan de verdachte
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] toe tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 mei 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, ten behoeve van [aangever] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten:
1.292,00 EUR Geld Euro.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. Nomen, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. van Duijkeren, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2025.
Bijlage I
Tekst van de tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 28 mei 2025 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk
sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg
te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [aangever] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever] met
pepperspray, althans een bijtende en/of weerloosmakende vloeistof in zijn gezicht
te spuiten en/of (met de vuist) tegen zijn (rechter)oog. althans gezicht te slaan;
2
hij op of omstreeks 28 mei 2025 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen
met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke
stoffen voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 28 mei 2025 te Gouda, in elk geval in Nederland, als degene
tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig (motorscooter)
te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen
gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van
justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie
aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen
en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
4
hij op of omstreeks 28 mei 2025 te Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk
als bestuurder van een motorrijtuig (motorscooter) heeft gereden op de weg,
Hoogeind, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in
artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor
de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
5
hij op of omstreeks 31 maart 2025 te Gouda als bestuurder van een voertuig
(Toyota C-HR, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de N207,
Rotterdamseweg, Nieuwe Veerstal, Goejanverwelledijk. Sportlaan, Estafetteweg, De
Wissel, Middenmolenlaan, Goverwellesingel, N228, Koningin
Wilhelminaweg, Tesselschadestraat en de Burgemeester Gaarlandtsingel zich
opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden
geschonden door
- geen gevolg te geven aan door verbalisanten gegeven stoptekens middels het
volg- en stoptransparant, en/of
- met (zeer) hoge snelheden, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan
de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een
(veel) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was
te rijden, en/of
- (daarbij) (met hoge snelheid) meermalen voertuigen in te halen over een
(dubbele) doorgetrokken streep en (daardoor) te rijden op de weghelft van
genoemde weg, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor
tegemoetkomend verkeer hard moest remmen om een aanrijding te voorkomen
en/of
- (daarbij) te slingeren tussen het overig verkeer, en/of
- (daarbij) (meermalen) door rood licht te rijden en/of geen voorrang te verlenen
en/of
- (daarbij) in te sturen op een politievoertuig,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;