ECLI:NL:RBDHA:2025:1695
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na inwilligend besluit
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G. Ocak, op 11 november 2024 een beroep ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 19 november 2024 heeft de minister alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop de minister op 12 december 2024 heeft aangegeven bereid te zijn deze kosten te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door de aanvraag alsnog in te willigen. Gezien het procesverloop en de gedingstukken heeft de rechtbank het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Hierbij is rekening gehouden met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 januari 2025, en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.