ECLI:NL:RBDHA:2025:1695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL24.44284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na inwilligend besluit

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G. Ocak, op 11 november 2024 een beroep ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 19 november 2024 heeft de minister alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop de minister op 12 december 2024 heeft aangegeven bereid te zijn deze kosten te vergoeden.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door de aanvraag alsnog in te willigen. Gezien het procesverloop en de gedingstukken heeft de rechtbank het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Hierbij is rekening gehouden met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 januari 2025, en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44284
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G. Ocak)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verzoeker heeft op 11 november 2024 een beroep ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: de aanvraag).
Op 19 november 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft op 12 december 2024 gereageerd op het verzoek en aangegeven bereid te zijn de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop, is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een verzoek in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat deze zaak van licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een verzoek tot proceskostenveroordeling, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang beperkt is en de aard van de zaak eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak één categorie lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Het door verweerder aangeboden bedrag is gebaseerd op het Bpb zoals dat gold in 2024, maar het Bpb is inmiddels gewijzigd. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 januari 2025
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.