ECLI:NL:RBDHA:2025:16943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
C/09/671159 / FA RK 24-5917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot eenhoofdig gezag over minderjarige na conflicten tussen ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 een beschikking gegeven in een verzoek tot eenhoofdig gezag over de minderjarige [minderjarige]. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.E.M. Later, verzocht de rechtbank om het ouderlijk gezag uitsluitend aan hem toe te kennen, omdat hij van mening was dat de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. van Amsterdam, niet in het belang van [minderjarige] handelde. De moeder had eerder ingestemd met het verzoek, maar veranderde kort voor de zitting van standpunt en wilde dat het gezamenlijk gezag behouden bleef. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de ouders en hun communicatie beoordeeld. De ouders hebben een verstoorde communicatie en er is geen onderling vertrouwen, wat het gezamenlijk gezag bemoeilijkt. De rechtbank oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. Daarom werd het verzoek van de vader toegewezen en werd hem het eenhoofdig gezag over [minderjarige] verleend. De moeder blijft echter de moeder van [minderjarige] en heeft recht op omgang met hem. De rechtbank benadrukte dat de rol van de moeder verschuift naar een emotioneel betrokken moeder, wat haar verplicht om zich in te zetten voor de relatie met [minderjarige].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5917
Zaaknummer: C/09/671159
Datum beschikking: 20 augustus 2025

Gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang

Beschikking op het op 12 augustus 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.E.M. Later in 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. van Amsterdam in Leiden.
Als informant wordt aangemerkt:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

de gecertificeerde instelling.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het bericht van de vader van 13 september 2024, met bijlagen;
  • het bericht van de vader van 27 februari 2025, met bijlage;
  • het bericht van de vader van 4 maart 2025.
Op 30 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld in de vorm van
een gecombineerde behandelingvan zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (zaak- en rekestnummer C/09/686952 / JE RK 25-1076). Op laatstgenoemde verzoek is op de zitting al mondeling beslist. De schriftelijke uitwerking hiervan is in een afzonderlijke beschikking vastgelegd.
Op de zitting zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De minderjarige [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind: [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend.
- De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
  • [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 augustus 2022 [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 19 augustus 2026.
  • Bij beschikking van 18 augustus 2023 van deze rechtbank – voor zover hier relevant – is bepaald dat:
  • er om de week op vrijdagmiddag een begeleid omgangsmoment plaatsvindt tussen [minderjarige] en de moeder, waarbij de opvoedondersteuner [minderjarige] om 16.00 uur ophaalt bij de dagbesteding [instelling 1] , het bezoek bij de moeder om 17.00 uur begint en de vader [minderjarige] om 19.00 uur na het avondeten ophaalt bij de moeder;
  • de gecertificeerde instelling de regie krijgt om het contact tussen [minderjarige] en de moeder, indien dit goed verloopt, uit te breiden;
  • er op Moederdag en de verjaardagen van [minderjarige] en de moeder een videobelmoment plaatsvindt tussen [minderjarige] en de moeder.
  • Bij mondelinge beslissing van 16 februari 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank – voor zover hier relevant – toestemming verleend aan de vader om met [minderjarige] in de periode van 28 februari 2024 tot 8 maart 2024 naar Curaçao te reizen en aldaar te verblijven en is het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige] afgewezen.
  • Bij mondelinge beslissing van 14 maart 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en bepaald dat:
  • de moeder [minderjarige] voor de periode van zes weken om de week een kaartje stuurt. [minderjarige] leest het kaartje samen met een begeleider (van zijn dagbesteding), zodat hij de ondersteuning en emotionele begeleiding krijgt die hij nodig heeft;
  • indien de moeder dit voor de periode van zes weken structureel volhoudt, wordt in overleg met de gecertificeerde instelling en de ouders gekeken of de omgang uitgebreid kan worden naar om de week begeleide belmomenten voor de periode van zes weken, waarbij [minderjarige] wederom wordt begeleid door een begeleider (van zijn dagbesteding);
  • indien de begeleide belmomenten ook voor de periode van zes weken structureel worden nagekomen en goed verlopen wordt in overleg met de gecertificeerde instelling en de ouders gekeken of uitgebreid kan worden naar een begeleid omgangsmoment voor een keer in de maand op de vrijdag van 13.00 tot 15.00 uur, op een neutrale plek in [plaats] . [minderjarige] wordt daarbij door een begeleider (van zijn dagbesteding) naar de moeder gebracht en wordt vervolgens door de begeleider teruggebracht naar de vader. Tijdens de omgangsmomenten is het noodzakelijk dat de moeder zich begeleidbaar opstelt en actief meewerkt met de hulpverlening om goed aan te kunnen sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft;
  • de regie voor de verdere uitbreiding van de omgangsmomenten bij de gecertificeerde instelling wordt belegd.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat uitsluitend de vader het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [minderjarige] met vaststelling van een omgangregeling zoals voorgesteld voor de moeder.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Gezag
Standpunt vader
De vader wil voortaan alleen belast worden met het gezag over [minderjarige] . Volgens de vader handelt de moeder regelmatig in strijd met het belang van [minderjarige] . In 2024 wilde de moeder geen toestemming geven voor een vakantie met [minderjarige] naar Curaçao, waardoor de vader vervangende toestemming bij de rechtbank moest vragen. Daarnaast komt de moeder niet naar besprekingen over [minderjarige] , heeft zij recent een klinische opname van hem tegengewerkt en weigert zij met de vader samen te werken. Volgens de vader is het belangrijk dat [minderjarige] de hulp krijgt die hij nodig heeft en dat dit niet afhangt van de moeder.
Standpunt moeder
Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij tot de dag voor de zitting in kon stemmen met het verzoek van de vader, omdat de gezagsbeslissingen haar mentaal zwaar vallen. Kort voor de zitting is de moeder van standpunt veranderd. De moeder stelt zich nu op het standpunt dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] moeten blijven uitoefenen. De moeder wil graag werken aan de verstoorde communicatie met de vader en volgens de moeder heeft zij, wanneer zij haar toestemming weigert, daar een goede reden voor. Het gezamenlijk gezag is voor de moeder het laatste lijntje met [minderjarige] en bij toewijzing van het verzoek van de vader vreest de moeder dat [minderjarige] uit haar leven verdwijnt. Nu het standpunt van de moeder kort voor de zitting is veranderd, verzoekt zij de beslissing over het gezag aan te houden zodat zij haar standpunt nader kan onderbouwen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezamenlijk gezag op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel zijn de gronden van artikel 1:251a eerste en derde lid BW van overeenkomstige toepassing. Het gezamenlijk gezag kan dus worden beëindigd, indien a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Oordeel rechtbank
Aan het verzoek van de moeder om de beslissing over het gezag aan te houden, wordt voorbijgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet in het belang van [minderjarige] om de beslissing aan te houden. Een eventuele nadere zitting brengt spanningen met zich mee, terwijl het in zijn belang is dat er duidelijkheid en rust komt. Daarbij komt dat er inmiddels bijna een jaar is verstreken sinds de indiening van het verzoek, zodat de moeder ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om haar standpunt te bepalen en om de benodigde bewijsstukken in te dienen.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen, omdat dit in het belang van het kind wordt geacht. Hiervoor is echter wel vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die het kind aangaan en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Gelet op de voorgeschiedenis van de ouders en het relaas van de gecertificeerde instelling over hoe het de afgelopen periode is gegaan, zijn de ouders naar het oordeel van de rechtbank hiertoe niet in staat. Uit de stukken en uit dat wat op de zitting met de ouders is besproken, is de rechtbank gebleken dat de communicatie tussen de ouders al jaren ernstig is verstoord en dat er geen onderling vertrouwen is tussen de ouders. Het lukt de ouders niet om (op een constructieve manier) in het belang van [minderjarige] met elkaar te communiceren en om gezamenlijk gezagsbeslissingen in het belang van [minderjarige] te nemen, ook niet in een situatie waarin de gecertificeerde instelling betrokken is. Gebleken is dat het meermaals is voorgekomen dat gezagsbeslissingen niet of te laat worden genomen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de vader vervangende toestemming bij de rechtbank heeft moeten verzoeken voor een vakantie met [minderjarige] naar Curaçao. Ook kon [minderjarige] pas later starten bij zorgboerderij [instelling 2] , omdat de moeder nog geen toestemming had gegeven. De moeder heeft in dat kader gesteld dat zij te laat op de hoogte was gebracht. De vader heeft echter gesteld dat de moeder de e-mails rechtstreeks van de zorgboerderij ontvangt, zodat zij tegelijk met de vader op de hoogte is gesteld. De moeder heeft dat niet betwist. Het is voor de rechtbank doorslaggevend dat de ouders niet in staat zijn samen gezagsbeslissingen te nemen. Nu de vader de dagelijkse zorg voor [minderjarige] heeft, ligt het in de rede dat de vader voortaan alleen gezagsbeslissingen kan nemen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders, waarbij niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen en dat een wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader om hem voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten toewijzen. De rechtbank hecht er aan op te merken dat dit alles niets wijzigt aan het feit dat de moeder de moeder is van [minderjarige] en dat ook blijft en dat zij onverminderd recht heeft op omgang met hem. De rol van de moeder verschuift naar een vooral emotioneel betrokken moeder en daar zal de moeder zich vol voor moeten inzetten.
Omgang
Op de zitting is de rechtbank gebleken dat bij beschikking van deze rechtbank van 14 maart 2025 al is beslist over de omgang tussen de moeder en [minderjarige] . Daarom hoeft de rechtbank daarop geen beslissing meer te nemen in deze procedure.

BeslissingDe rechtbank:

bepaalt dat voortaan alleen aan de vader, [de vader] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 in [geboorteplaats 2] , het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige]
, geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.A. Wien als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 20 augustus 2025.