In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Fakiri, verzocht om de kinderalimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 150,- per maand en later verlaagd naar € 40,- per maand, op nihil te stellen met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2018. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Devkinandan, voerde verweer en vroeg om de kosten van de procedure te vergoeden door de vader. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, omdat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een wijziging van de alimentatie rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat de vader nog steeds bereid was het afgesproken bedrag van € 40,- per maand te betalen, en dat de eerdere beschikking van het gerechtshof Den Haag van 24 april 2019 onverkort van kracht bleef. De proceskosten werden gecompenseerd, en iedere partij droeg zijn eigen kosten. De beschikking werd uitgesproken door kinderrechter mr. A.C. Olland, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Wien.