ECLI:NL:RBDHA:2025:16905
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep ex-werkgeefster tegen WIA-besluit
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep van een ex-werkgeefster tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een WIA-uitkering. De ex-werkneemster van eiseres, mevrouw [naam 2], meldde zich ziek op 5 juli 2022 en diende op 17 juli 2023 een aanvraag in voor een WIA-uitkering met een verkorte wachttijd. Het Uwv wees deze aanvraag af op 28 augustus 2023. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar van de ex-werkneemster ongegrond werd verklaard, diende zij in 2024 alsnog een reguliere WIA-aanvraag in, waarop een IVA-uitkering werd toegekend per 2 juli 2024.
Eiseres, de ex-werkgeefster, maakte op 17 mei 2024 bezwaar tegen het afwijzende besluit van het Uwv, maar niet tegen het besluit dat de IVA-uitkering toekende. Het Uwv zond het bezwaar door naar de rechtbank als beroep. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet-ontvankelijk was in haar beroep, omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van 28 augustus 2023. De rechtbank wees erop dat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende die redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Eiseres had de mogelijkheid om bezwaar te maken, maar had daarvan geen gebruik gemaakt.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk was en behandelde de zaak niet inhoudelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier E.T. Rietbroek, en werd openbaar uitgesproken op 10 september 2025.