ECLI:NL:RBDHA:2025:16881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
NL24.29217 en NL24.29219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de verzoeken van een aantal Egyptische verzoekers om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. De verzoekers hadden een opvolgende aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen op 8 augustus 2024 behandeld. Tijdens deze zitting waren de verzoekers, hun gemachtigde, een tolk en een vertegenwoordiger van de minister aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst om verzoekers de gelegenheid te geven een contra-expertise uit te laten voeren, nadat de minister kort voor de zitting nieuwe onderzoeksresultaten had ingediend.

Op 15 juli 2025 heeft de rechtbank het onderzoek voortgezet. De verzoekers hebben op 2 juni 2025 een onderzoeksverslag van het NFO aan het dossier toegevoegd. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 12 september 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de uitspraak op de beroepen voldoende was om de situatie te beoordelen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.29217 en NL24.29219

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam1] , verzoekster,

geboren op [datum1] ,
V-nummer: [nummer1]
[naam2], verzoeker,
geboren op [datum2] ,
V-nummer: [nummer2] ,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam3],
geboren op [datum3] ,
V-nummer: [nummer3]
[naam4],
geboren op [datum4] ,
V-nummer: [nummer4]
[naam5],
geboren op [datum5] ,
V-nummer: [nummer5]
allen van Egyptische nationaliteit,
hierna te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Procesverloop

1. Verzoekers hebben een opvolgende aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met de bestreden besluiten van 18 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen, en de voorlopige voorzieningen, op 8 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, een tolk en mr. J.D. Albarda namens de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst, omdat de minister kort voor de zitting de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten over de in beroep door verzoekster overgelegde aangifte en vonnis van de rechtbank aan het dossier had toegevoegd. Desgevraagd hebben verzoekers een termijn gekregen om een contra-expertise te laten uitvoeren.
1.2.
Verzoekers hebben op 2 juni 2025 het onderzoeksverslag van het NFO van 28 mei 2025 aan het digitale dossier toegevoegd.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek op zitting voortgezet op 15 juli 2025. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. [2] Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris, worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zaaknummers NL24.29216 en NL24.29218.