ECLI:NL:RBDHA:2025:16860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
NL24.48976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Egyptische christen wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Egyptische man geboren in 1983, heeft op 8 mei 2023 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij aanvoert dat hij problemen ondervindt vanwege zijn religie als koptisch christen. Hij stelt dat hij bedreigd en aangevallen is door de familie van zijn ex-vriendin, die islamitisch is, en dat hij ook problemen heeft met de familie van een overleden buurman. De minister van Asiel en Migratie heeft de asielaanvraag op 15 november 2024 afgewezen, omdat de rechtbank de problemen met de familie van de ex-vriendin en de buurman niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vrees voor vervolging. De rechtbank stelt dat eiser niet voldoende consistente en coherente verklaringen heeft gegeven over de problemen die hij heeft ondervonden. De rechtbank wijst erop dat de discriminatie die eiser als koptisch christen heeft ervaren niet leidt tot een gegronde vrees voor vervolging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48976

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Sánchez Rhemrev).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is geboren op [datum] 1983 en heeft de Egyptische nationaliteit. Op 8 mei 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft in Egypte problemen met twee families. De problemen met de familie van zijn ex-vriendin zijn ontstaan omdat eiser koptisch christen is en zijn ex-vriendin islamitisch. De familie heeft eiser in zijn fabriek bedreigd en aangevallen. Eiser heeft ook problemen met de familie van een overleden buurman. Eisers vader en broer hebben met deze buurman ruzie gehad en de buurman heeft daarbij een hartstilstand gekregen. De familie van de buurman heeft eiser aangewezen als schuldige voor zijn dood. Daarnaast heeft eiser in Egypte problemen ondervonden vanwege zijn religie.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook neemt verweerder aan dat eiser wordt gediscrimineerd vanwege zijn religie. De problemen van eiser met de familie van zijn ex-vriendin en de familie van zijn overleden buurman acht verweerder niet geloofwaardig. De geloofwaardig geachte elementen leiden er volgens verweerder niet toe dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte.
4. Eiser voert het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de problemen met de familie van de ex-vriendin. De problemen begonnen zo’n 15 jaar geleden en daarom kan eiser niet precies verklaren over bepaalde data en hoe hij is gevlucht na de aanval. Daarnaast heeft verweerder ook ten onrechte van eiser verlangd dat hij de familieband tussen zijn ex-vriendin en de persoon die hem heeft aangevallen moet kennen. Voorts volgt uit algemene informatie dat het niet toegestaan is voor een moslima om een relatie te hebben met een (koptisch) christen. Nu verweerder niet betwist dat eiser koptisch christen is en de ex van eiser een moslima was, is op basis van deze algemene informatie aannemelijk dat eiser problemen heeft ondervonden vanwege de relatie. Verder heeft verweerder ten onrechte de problemen met de familie van de overleden buurman ongeloofwaardig geacht. Anders dan verweerder meent, heeft eiser niet tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij aansprakelijk werd gesteld voor het overlijden van de buurman. Ook heeft hij niet tegenstrijdig verklaard over de arm van zijn vader, die tijdens de ruzie met de buurman werd verwond. Dat eiser een diepe wond in de arm van zijn vader zag, sluit niet uit dat de arm van zijn vader ook gebroken was, zoals de kerk in een verklaring heeft opgeschreven. Tot slot had verweerder in de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege zijn religie aanleiding moeten zien om een verblijfsrecht aan eiser te verlenen. Eiser wijst in dit kader op het algemeen ambtsbericht over Egypte en een artikel van De Groene Amsterdammer van 25 september 2024, getiteld ‘Jonge kopten noemen zichzelf agnost’.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met de familie van ex-vriendin
5. Voor zover eiser betoogt dat verweerder te veel van eisers verklaringen heeft verlangd nu de problemen met de familie van zijn ex-vriendin langere tijd geleden zijn begonnen, wordt eiser hierin niet gevolgd. Eiser heeft deze problemen namelijk ten grondslag gelegd aan zijn asielaanvraag en stelt hierdoor nog een actuele behoefte te hebben aan bescherming. Verweerder heeft dan ook terecht op het standpunt gesteld dat hij van eiser hierover uitgebreide, consistente en coherente verklaringen mag verwachten. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen op dit onderdeel echter summier en vaag zijn. Zo heeft verweerder tegengeworpen dat eiser niet uitgebreider kan verklaren over de periode waarin de problemen zijn begonnen. Daarbij heeft verweerder niet van eiser verlangd dat hij een exacte datum kan noemen, maar wel dat eiser een beeld kan schetsen over het moment waarop de spanningen zijn ontstaan. Ook heeft verweerder van eiser mogen verlangen dat hij concreter kan omschrijven hoeveel mensen in de fabriek aanwezig waren ten tijde van de aanval. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat van eiser verwacht mag worden dat hij een uitgebreidere omschrijving kan geven van de persoon die hem heeft aangevallen, nu eiser heeft verklaard dat hij deze persoon kende. Ook heeft eiser verklaard dat deze persoon misschien een neef of vriend van de familie van de ex-vriendin is. Gelet daarop heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij kan toelichten wat de relatie is tussen de persoon die hem heeft aangevallen en de ex-vriendin.
6. Dat uit algemene informatie zou volgen dat een relatie tussen een moslima en een (koptisch) christen niet toegestaan is, maakt niet dat reeds daarom het relaas van eiser geloofwaardig moet worden geacht. Verweerder heeft terecht overwogen dat het aan eiser is om zijn persoonlijke omstandigheden toe te lichten. Niet ten onrechte is geconcludeerd dat eiser dit in onvoldoende mate heeft gedaan.
7. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder niet ten onrechte de problemen met de familie van eisers ex-vriendin ongeloofwaardig geacht.
Problemen met de familie van de overleden buurman
8. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij door de familie van de buurman werd beschuldigd van het veroorzaken van diens dood. Zo heeft eiser verklaard dat de familie hem direct verantwoordelijk hield, maar ook dat de familie hem pas heeft beschuldigd na ontvangst van het forensisch rapport. De uitleg die eiser voor deze wisselende verklaringen heeft gegeven, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten.
9. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat sprake is van een inconsistentie tussen de verklaring van eiser en de verklaring van de kerk over de verwonding van de arm van eisers vader. De kerk heeft hierover namelijk in een schriftelijk verklaring over verklaard dat de arm gebroken was. Eiser heeft verklaard dat zijn vader een grote wond had. Dat dit elkaar niet uitsluit, laat echter onverlet, zoals verweerder heeft overwogen, dat sprake is van een discrepantie. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielmotief.
10. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder niet ten onrechte de problemen met de familie van de overleden buurman ongeloofwaardig geacht.
Discriminatie vanwege religie
11. Verweerder merkt volgens zijn beleid in paragraaf C2/3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers aan als daad van vervolging, als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in het geval van eiser van een dergelijke situatie niet is gebleken. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit het algemeen ambtsbericht over Egypte en het artikel van De Groene Amsterdammer van 25 september 2025 niet blijkt dat sprake is van een structureel risico voor iedere (koptisch) christen bij terugkeer. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn betoog dat de discriminatie die hij als koptisch christen heeft ondervonden moet leiden tot het verlenen van een verblijfsvergunning.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 11 september 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.