In de zaak tussen verzoekster, een onbekende persoon met een V-nummer, en de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. J. Sinnema en mr. N. Mikolajczyk, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel 'familie en gezin' bij haar meerderjarige dochter, die als referente fungeert. Het bestreden besluit van de minister, dat op 5 september 2024 werd genomen, wees deze aanvraag af. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 februari 2025 behandeld, waarbij de referente, haar dochter, en de gemachtigden van zowel verzoekster als de minister aanwezig waren. In een eerdere uitspraak, die op dezelfde dag werd gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.38022), is het beroep van verzoekster afgewezen. Gezien de uitkomst van deze bodemzaak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot het betalen van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 907,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift is toegekend met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 1. De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, in aanwezigheid van griffier mr. J.A. Hessels, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.