ECLI:NL:RBDHA:2025:16831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
NL25.20828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor verzoekster in asielprocedure met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak doet de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster om haar tijdens de door haar gevoerde bezwaarprocedure te beschouwen als zijnde in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De dochter van verzoekster heeft op 30 maart 2023 een aanvraag gedaan voor een mvv voor verzoekster, welke door de minister van Asiel en Migratie op 30 april 2025 is afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzoekt om haar te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv gedurende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 op zitting behandeld, waarbij ook de dochter van verzoekster en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen sprake is van een zodanig spoedeisend belang, omdat er geen scheiding of dreigende scheiding is tussen verzoekster en haar kleinkinderen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en verzoekster krijgt het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20828

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , v-nummer: [v-nummer] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. X.R. Schuitemaker).

Inleiding

1. In deze uitspraak doet de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster om haar tijdens de door haar gevoerde bezwaarprocedure te beschouwen als zijnde in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
De dochter van verzoekster, [referente] (referente), heeft op 30 maart 2023 een aanvraag gedaan voor een mvv voor verzoekster.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 april 2025 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van verzoekster, L. Makaddam als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Referente verblijft sinds 2021 in Nederland en heeft een asielvergunning. Zij heeft een aanvraag gedaan voor een mvv op grond van artikel 8 van het EVRM [1] voor haar moeder, verzoekster. Beiden hebben de Syrische nationaliteit.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen referente en verzoekster, nu er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen referente en haar moeder.
Wat vindt verzoekster in de voorzieningenprocedure?
4. Verzoekster verzoekt om haar te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv gedurende de bezwaarprocedure. Verzoekster verzorgt de minderjarige kinderen van referente en een scheiding tussen de (klein)kinderen en hun oma levert een schending op van artikel 8 van het EVRM. Referente heeft voor de kinderen een mvv in het kader van nareis aangevraagd en de voorzieningenrechter ook verzocht de kinderen te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv tijdens hun bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening van de kinderen van referente behandeld op dezelfde zitting, onder zaaknummer NL25.20823.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter mist, omdat toewijzing ervan als uitkomst heeft dat verzoekster in het bezit wordt gesteld van een mvv. Een dergelijk verzoek kan alleen in uitzonderlijke gevallen voor toewijzing in aanmerking komen, namelijk wanneer de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek in verhouding tot het belang van verweerder bij de handhaving van zijn besluit zo onevenredig zijn dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Voor een dergelijke vergaande beslissing is in principe alleen plaats als een zwaarwegend spoedeisend belang daartoe noodzaakt en sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het primaire besluit.
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een zodanig spoedeisend belang. Er is geen sprake van een scheiding of dreigende scheiding tussen verzoekster en haar kleinkinderen, nu de kleinkinderen ook nog in afwachting zijn van de bezwaarprocedure op hun aanvragen voor een mvv. Het verzoek om een voorlopige voorziening om de kinderen alvast te behandelen als zijnde in het bezit van een mvv gedurende de bezwaarprocedure, is bij gelijktijdige uitspraak van de voorzieningenrechter afgewezen. [2] Niet is gebleken van andere spoedeisende belangen waardoor verzoekster de uitkomst van haar bezwaarprocedure niet af kan wachten in Syrië.
5.2.
Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat gelet op de zorg van verzoekster voor haar kleinkinderen sinds het vertrek van hun moeder in 2021, de zaken samen behandeld moeten worden. Als aan de kinderen een mvv wordt verleend, komt artikel 8 van het EVRM in beeld en zal verweerder daar een beoordeling over moeten maken.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoekster krijgt het griffierecht niet terug. Ze krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Jans, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de zaak NL25.20823.