ECLI:NL:RBDHA:2025:16831
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor verzoekster in asielprocedure met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak doet de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster om haar tijdens de door haar gevoerde bezwaarprocedure te beschouwen als zijnde in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De dochter van verzoekster heeft op 30 maart 2023 een aanvraag gedaan voor een mvv voor verzoekster, welke door de minister van Asiel en Migratie op 30 april 2025 is afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzoekt om haar te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv gedurende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 op zitting behandeld, waarbij ook de dochter van verzoekster en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen sprake is van een zodanig spoedeisend belang, omdat er geen scheiding of dreigende scheiding is tussen verzoekster en haar kleinkinderen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en verzoekster krijgt het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.