ECLI:NL:RBDHA:2025:16830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
NL25.20823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van nareis voor minderjarige kinderen met betrekking tot mvv-aanvraag

In deze uitspraak doet de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers om hen tijdens de bezwaarprocedure te beschouwen als zijnde in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De moeder van verzoekers heeft op 30 maart 2023 een aanvraag gedaan voor een mvv in het kader van nareis voor verzoekers, die zijn geboren in 2015 en 2019 en de Syrische nationaliteit hebben. De aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 30 april 2025, waarop verzoekers bezwaar hebben gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 behandeld, waarbij de moeder, de gemachtigde van verzoekers, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter mist, omdat toewijzing ervan zou betekenen dat verzoekers in het bezit worden gesteld van de aangevraagde mvv. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen, wanneer de nadelige gevolgen van de afwijzing onevenredig zijn ten opzichte van het belang van verweerder. Hoewel er sprake is van spoedeisend belang, is dit niet zo zwaarwegend dat de verzochte voorziening kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter weegt mee dat verzoekers worden verzorgd door hun grootmoeder en dat verweerder heeft aangegeven welke informatie ontbreekt om een positieve beslissing te kunnen nemen. Verzoekers hebben toegezegd deze informatie snel te overleggen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat niet voldoende duidelijk is dat de voogdijbeschikking van de Syrische rechtbank de vader van verzoekers geen voogdij meer geeft en dat hij geen toestemming hoeft te verlenen voor hun vertrek naar Nederland. De voorzieningenrechter concludeert dat de identiteit van de vader en de familierechtelijke relatie voldoende onderbouwd moeten worden in de beslissing op het bezwaar. Verzoekers krijgen het griffierecht niet terug en er is geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20823

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] , verzoeker 1,

en
[verzoeker 2], verzoeker 2,
v-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2] ,
samen te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. X.R. Schuitemaker).

Inleiding

1. In deze uitspraak doet de voorzieningenrechter uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers om hen tijdens de bezwaarprocedure te beschouwen als zijnde in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
De moeder van verzoekers, [referente] (referente), heeft op 30 maart 2023 een aanvraag gedaan voor een mvv in het kader van nareis voor verzoekers.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 april 2025 afgewezen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van verzoekers, L. Makaddam als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Referente verblijft sinds 2021 in Nederland en heeft een asielvergunning. Zij heeft een aanvraag gedaan voor een mvv in het kader van nareis voor haar minderjarige kinderen, verzoekers. Verzoeker 1 is geboren op [geboortedatum 1] 2015, verzoeker 2 is geboren op [geboortedatum 2] 2019. Alle familieleden hebben de Syrische nationaliteit.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de identiteit van de achterblijvende ouder (de vader van verzoekers) niet aannemelijk is gemaakt, omdat de familierechtelijke relatie met de achterblijvende ouder niet aannemelijk is gemaakt en omdat er geen verklaring is overgelegd waarmee de achterblijvende ouder toestemming geeft voor het vertrek van verzoekers. Hoewel uit de overgelegde voogdijbeschikking van de Syrische rechtbank blijkt dat referente de tijdelijke voogd is van verzoekers en toestemming heeft om met hen te reizen, is niet aannemelijk gemaakt dat de vader van verzoekers sinds hun echtscheiding geen gezag meer heeft over de kinderen.
Wat vinden verzoekers in de voorzieningenprocedure?
4. Verzoekers verzoeken hen te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv, om zo te voorkomen dat de scheiding tussen hen en hun moeder langer voortduurt. Zij zijn al sinds 2021 van elkaar gescheiden en hun nareisprocedure kent al een lange tijdsverloop. Naar verwachting zal ook de bezwaarprocedure lang duren. Door de kinderen tijdens de bezwaarprocedure te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv, wordt voorkomen dat er verdere ontwikkelingsschade optreedt als gevolg van de scheiding van hun moeder.
4.1.
Referente heeft ook verzocht om haar moeder, [naam] , de grootmoeder en verzorgster van de kinderen, te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek om een voorlopige voorziening op dezelfde zitting behandeld onder zaaknummer NL25.20828.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter mist, omdat toewijzing ervan als uitkomst heeft dat verzoekers in het bezit worden gesteld van de namens hen aangevraagde mvv. Een dergelijk verzoek kan alleen in uitzonderlijke gevallen voor toewijzing in aanmerking komen, namelijk wanneer de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek in verhouding tot het belang van verweerder bij de handhaving van zijn besluit zo onevenredig zijn dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Voor een dergelijke vergaande beslissing is in principe alleen plaats als een zwaarwegend spoedeisend belang daartoe noodzaakt en sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het primaire besluit.
5.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van spoedeisend belang, nu verzoekers op jonge leeftijd al lange tijd gescheiden zijn van hun moeder en gedurende de bezwaarprocedure dat zullen moeten blijven. Dit spoedeisend belang is echter niet zo zwaarwegend om de verstrekkende verzochte voorziening te kunnen treffen. De voorzieningenrechter weegt daarin mee dat verzoekers worden verzorgd door hun oma en dat niet is gesteld dat die zorg ontoereikend of onhoudbaar is. De voorzieningenrechter weegt in haar oordeel ook mee dat verweerder duidelijk heeft aangegeven welke informatie of stukken missen om (positief) te kunnen beslissen en dat verweerder ter zitting heeft toegezegd voortvarend te zullen handelen wanneer verzoekers de verklaring over het ontbreken van de toestemmingsverklaring overleggen. Verzoekers hebben aangegeven de verklaring snel over te leggen. Nu verweerder het spoedeisend belang én de belangen van de kinderen onderkent en ook heeft toegezegd voortvarend te werk te gaan, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat verzoekers niet zullen hoeven wachten tot het verstrijken van de beslistermijn voor een beslissing op hun bezwaar.
5.2.
Daarbij wordt meegewogen dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk is dat de overgelegde voogdijbeschikking van de Syrische rechtbank maakt dat de vader van verzoekers geen voogdij meer heeft en dat daaruit volgt dat hij geen toestemming hoeft te verlenen voor het vertrek van zijn kinderen naar Nederland. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat verzoekers ter zitting hebben aangegeven dat zij proberen een toelichting op de voogdijbeschikking te verkrijgen, maar dat het ongewis is of dat zal lukken. In de beslissing op het bezwaar van verzoekers zal verweerder zowel de verklaring over het ontbreken van de toestemmingsverklaring als de toelichting op de voogdijbeschikking, of juist het niet kunnen verkrijgen van die toelichting, moeten betrekken. De voorzieningenrechter overweegt ten slotte dat verweerder ook in zijn beslissing zal moeten betrekken dat de identiteit van de vader van verzoekers en de familierechtelijke relatie tussen verzoekers en hun vader voldoende onderbouwd is.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoekers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Jans, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.