ECLI:NL:RBDHA:2025:1680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar mvv aanvraag voor verblijf met als doel ‘familie en gezin’

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep dat gericht was tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar van de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin', gebaseerd op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. De minister had op 25 april 2024 beslist op deze aanvraag, maar eiseres had bezwaar ingediend tegen deze beslissing. De minister heeft echter niet tijdig op het bezwaar beslist, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep door eiseres.

De rechtbank oordeelde dat het beroep niet ontvankelijk was, omdat eiseres de minister prematuur in gebreke had gesteld. De rechtbank legde uit dat voordat een beroep kan worden ingesteld, de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog op het bezwaar moet worden beslist. In dit geval was de beslistermijn opgeschort geweest, waardoor de termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar was verlengd. Eiseres had de minister op 29 november 2024 in gebreke gesteld, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft in haar beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 januari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50222
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

De minister heeft op 25 april 2024 beslist op de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel “familie en gezin” in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen dit besluit. De minister heeft niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Deze uitspraak gaat over dat beroep.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een bezwaar beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen beslissing op het bezwaar is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen..2
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
3. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. In dit geval eindigde de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar op
13 november 2024. De beslistermijn is echter opgeschort geweest tussen 4 en 17 juni 2024,
tussen 6 en 18 september 2024 en tussen 26 september 2024 en 10 oktober 2024. Hierdoor zijn er 39 dagen toegevoegd aan de beslistermijn, wat maakt dat de beslistermijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar eindigde op 22 december 2024. Eiseres heeft de minister op 29 november 2024 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 januari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.