ECLI:NL:RBDHA:2025:1680
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar mvv aanvraag voor verblijf met als doel ‘familie en gezin’
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep dat gericht was tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar van de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin', gebaseerd op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. De minister had op 25 april 2024 beslist op deze aanvraag, maar eiseres had bezwaar ingediend tegen deze beslissing. De minister heeft echter niet tijdig op het bezwaar beslist, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank oordeelde dat het beroep niet ontvankelijk was, omdat eiseres de minister prematuur in gebreke had gesteld. De rechtbank legde uit dat voordat een beroep kan worden ingesteld, de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog op het bezwaar moet worden beslist. In dit geval was de beslistermijn opgeschort geweest, waardoor de termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar was verlengd. Eiseres had de minister op 29 november 2024 in gebreke gesteld, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft in haar beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 januari 2025.