Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overlegging producties van [eiser] ;
- de nader toegezonden aanvullende productie 10 van [eiser] .
2.De feiten
3.Het geschil
- een bedrag van € 11.100,- ter zake de hoofdsom;
- primair: een bedrag van € 2.965,46 ter zake de contractuele rente tot 19 maart 2025, te vermeerderen met de contractuele rente per 4 maart 2025;
- subsidiair: de wettelijke rente over de hoofdsom van € 50.000,- (steeds na creditmutatie) vanaf de vervaldatum van de vordering(en);
- een bedrag van € 1.072,- ter zake de buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
‘een geldige en afdwingbare geldleningsovereenkomst’. Indien en voor zover [eiser] een vordering heeft op [gedaagde] , geldt dat [gedaagde] al bedragen heeft voldaan die moeten worden verrekend. [gedaagde] heeft bovendien geen geldige ingebrekestelling ontvangen van [eiser] .
4.De beoordeling
‘geldige en afdwingbare leningsovereenkomst’.Hij voert aan dat [eiser] geen, althans onvoldoende stukken heeft overgelegd waaruit de inhoud, voorwaarden en het exacte bedrag van de lening volgen. [gedaagde] verwijst in dit kader naar artikel 6:227 BW, waaruit volgt dat de verbintenissen die partijen op zich nemen, bepaalbaar moeten zijn.
‘de overeenkomst’. Feiten of omstandigheden waaruit de nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst zou volgen, zijn niet gesteld noch gebleken. [gedaagde] is ook niet op de zitting verschenen om zijn verweer nader te onderbouwen. De kantonrechter gaat dan ook aan de betwisting van [gedaagde] voorbij en neemt daarom als vaststaand aan dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen.
1 september 2024(tien maanden na 1 december 2023). Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser] een door [gedaagde] opgesteld overzicht van de maandelijks te betalen rente en aflossing overgelegd. Uit dit overzicht volgen volgens [eiser] de tien overeengekomen termijnbetalingen, waarbij de eerste aflossing plaats zou vinden op 1 december 2023 en laatste aflossing op 1 september 2024. [gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat partijen deze (nadere) afspraak met elkaar hebben gemaakt, zodat de kantonrechter deze afspraak als vaststaand aanneemt. De kantonrechter acht daarbij voorts relevant de door [eiser] als productie 7 overgelegde e-mailcorrespondentie, waarvan [gedaagde] de inhoud niet heeft weersproken. Daarin schrijft [eiser] aan [gedaagde] (2 september 2024):
meerdan € 38.900,- heeft betaald. Aan de stelling van [gedaagde] dat hij (mogelijk) meer dan € 38.900,- heeft betaald, gaat de kantonrechter daarom als onvoldoende onderbouwd voorbij. De kantonrechter gaat dus uit van de door [eiser] gestelde betalingen van in totaal € 38.900,-. In aanvulling hierop merkt de kantonrechter op dat uit de bankafschriften volgt dat [gedaagde] bij een drietal van de door hem gedane betalingen (van € 333,33 respectievelijk € 266,67 en € 300,-) de omschrijving ‘rente’ heeft gezet. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] (ook) deze betalingen als aflossing heeft gekwalificeerd, omdat op het moment van betaling van deze bedragen al sprake was van een vertraging in de betaling van rente en aflossing, waardoor de als productie 6 overgelegde renteberekening niet langer accuraat was. Hierdoor resteert in zoverre een te betalen hoofdsom van [€ 50.000,- -/- € 38.900,-] € 11.100,-.
‘[...] indien de rente niet uiterlijk op de vervaldatum is betaald, bij niet-nakoming van enige andere verplichting tegenover de schuldeiser [...].’Dat een ingebrekestelling (
‘inverzuimstelling’) hiervoor niet vereist is, volgt eveneens uit punt 4 van de leningsovereenkomst.
1 september 2024uitstaande hoofdsom (zie ook onderstaande berekening). [eiser] heeft toegelicht dat het gevorderde bedrag geen wettelijke rente omvat. Door de contractuele rente te berekenen per 1 september 2024 (en niet per de eerder overeengekomen vervaldata) is [eiser] [gedaagde] tegemoetgekomen, aldus [eiser] .
samengesteldecontractuele rente overeengekomen is, gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij gelet op het volgende. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat partijen een dergelijke vergaande verschuldigdheid van rente zijn overeengekomen. Zoals aangegeven, heeft [eiser] ter zitting nadrukkelijk genoemd dat hij bedoeld heeft pas contractuele rente te vorderen over de onbetaalde hoofdsom per 1 september 2024. De kantonrechter kan en mag niet meer toewijzen dan door [eiser] is gevorderd. De kantonrechter wijst daarom de contractuele rente toe per 1 september 2024 over het bedrag van € 11.100,-.
5.De beslissing
€ 1.072,06;