ECLI:NL:RBDHA:2025:16731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
25.39578
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 20 augustus 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die zijn beroep steunt op de omstandigheden in Spanje en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zorgvuldig overwogen. Eiser heeft aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de opvangfaciliteiten in Spanje, onderbouwd met rapporten van Human Rights Watch en Amnesty International. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn die een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest met zich meebrengen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser kan worden overgedragen aan Spanje en ontvangt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39578

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 augustus 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje op 21 juli 2025 een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 5 augustus 2025 aanvaard.
Zienswijze
5. Eiser verzoekt de rechtbank hetgeen is aangevoerd in de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank stelt evenwel vast dat eiser in het kader van de onderhavige asielprocedure geen zienswijze heeft ingediend, zodat dit niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiser is van mening dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser verwijst naar het AIDA-rapport van 2022 ten aanzien van de omstandigheden in de opvangfaciliteiten in Spanje. Eiser verwijst daarnaast naar rapporten van van Human Rights Watch en Amnesty International ten aanzien van pushbacks naar Marokko. Dat er sprake is van chronische tekortkomingen in de opvangfaciliteiten in Spanje volgt volgens eiser uit het AIDA-rapport van 2023 en de Key Decisions van 26 januari 2023 van de Europese Commissie. Ook laat het AIDA-rapport van 2024, update 2025 zien dat er een lijn is ontstaan waardoor niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
6.1.
In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de minister er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [2] of artikel 4 van het Handvest [3] .
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. De rechtbank verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling [4] van 24 juni 2024 [5] , die recentelijk is bevestigd door de Afdelingsuitspraak van 6 mei 2025 [6] . Uit de door eiser aangehaalde informatie kan niet worden afgeleid dat er zodanige problemen zijn met de toegang tot de asielprocedure dat er sprake is van structurele tekortkomingen, die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM bereiken. De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Als eiser toch problemen ondervindt, ligt het op zijn weg om daarover de Spaanse autoriteiten te benaderen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State.