ECLI:NL:RBDHA:2025:1669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
C/09/658945 / FA RK 23-9391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning en gezag van minderjarige kinderen, zorgregeling en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 februari 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarige [de minderjarige 1] door de vader, [naam 1]. De moeder, [naam 2], heeft aanvankelijk bezwaar gemaakt tegen de erkenning, maar heeft later aangegeven akkoord te gaan mits de achternaam van de kinderen wordt gewijzigd naar Van Cuijk Bernard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van [de minderjarige 1] en dat er geen redenen zijn om de erkenning te weigeren. De rechtbank heeft de bijzondere curator, mr. G.B. van de Bunt, beëindigd in zijn werkzaamheden voor deze procedure, aangezien de erkenning nu kan plaatsvinden.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de vader om gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] en de zorgregeling voor beide kinderen besproken. De rechtbank heeft bepaald dat de vader gezamenlijk gezag kan aanvragen na de erkenning en dat de zorgregeling voor [de minderjarige 1] zal aansluiten bij die van [de minderjarige 2]. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder om de achternaam van de kinderen te wijzigen, om de inschrijving op school en om therapeutische begeleiding afgewezen, omdat deze verzoeken niet in het belang van de kinderen zijn.

De rechtbank heeft de kinderalimentatie voor beide kinderen vastgesteld op € 279,74 per maand, maar heeft het verzoek van de moeder om de alimentatie te verhogen afgewezen, omdat er onvoldoende onderbouwing was voor de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de vader. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot 1 juli 2025 voor verdere beslissingen over gezamenlijk gezag en proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-9391
Zaaknummer: C/09/658945
Datum beschikking: 6 februari 2025
Aantal fotokopieën per beschikking
4 bij 1 advocaat
6 bij 2 advocaat
1 extra bij:
- last aan de Raad voor Rechtbijstand tot toevoeging advocaat ex 817 Rv
- Ipr zaak
- uitgebracht of uit te brengen rapport Raad voor de Kinderbescherming– gezagswijziging ten behoeve van het gezagsregister
- Kostenveroordeling ex art. 243 rv
2 extra bij:
- Benoeming van elke deskundige
Vervangende toestemming erkenning, gezag, zorgregeling, vervangende toestemming achternaamwijziging, kinderalimentatie, vervangende toestemming inschrijving school, vervangende toestemming voor therapeutische begeleiding

Beschikking op het op 27 december 2023 ingekomen verzoek van:

[naam 1] ,

de man / de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.A.M. Jorna te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam 2] ,

de vrouw / de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.A. Kronenburg te ‘s-Gravenhage.
en
[de minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2023 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige 1] .
de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. G.B. van de Bunt,
advocaat te ’s-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, van de moeder, met bijlagen;
  • het verslag van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier met bijlage van 20 februari 2024 van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 21 juni 2024 van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift op zelfstandig verzoek van 30 december 2024 van de zijde van
de man;
- het F9-formulier met bijlagen van 5 januari 2025 van de zijde van de vrouw.
Op 9 januari 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man en de vrouw met hun advocaten. Verder is de bijzondere curator verschenen.
Van de zijde van de man is een pleitnotitie overgelegd.
Na de zitting is het volgende stuk ontvangen:
- het F9-formulier van 22 januari 2025 van de zijde van de man met als bijlage het overzicht van de verdeling van de vakanties en feestdagen.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind: [de minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedag 2] 2017.
- De man heeft [de minderjarige 2] erkend en de ouders oefenen, als gevolg van een
aantekening in het gezagsregister van 10 januari 2018, het gezamenlijk gezag over
haar uit.
- De man stelt dat hij ook de vader is van [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1]
2023 te ’ [geboorteplaats] .
- Bij beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2024 is mr. G.B. van de Bunt
voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge
artikel 1:212 BW te vertegenwoordigen.
- Bij beschikking van 5 maart 2024 zijn de ouders verwezen naar mediation en is een
voorlopige zorgregeling bepaald inhoudende:
* dat de minderjarige, [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017,
voorlopigals volgt bij de man zal verblijven:
-iedere week, van zondag 09:00 uur tot dinsdag naar school;
-iedere week, van donderdag na school tot vrijdag naar school;
waarbij de man [de minderjarige 2] op zondag bij de vrouw ophaalt en op de doordeweekse dagen dat zij bij hem verblijft naar school brengt, dan wel uit school haalt;
* dat de minderjarige, [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2023 te
’s-Gravenhage,
voorlopigals volgt bij de man zal verblijven:
-elke zondag, van 09:00 uur tot 12:00 uur;
-elke dinsdag, van 14:30 uur tot 18:00 uur;
-elke donderdag, van 14:30 uur tot 18:00 uur;
waarbij de man [de minderjarige 1] op zondag om 09:00 uur bij de vrouw ophaalt en de vrouw [de minderjarige 1] op de overige omgangsmomenten naar de man brengt en bij de man ophaalt.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe hem vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlenen, zodat hij [de minderjarige 1] kan erkennen.
De man heeft verder verzocht:
- te bepalen dat hij samen met de vrouw wordt belast met de uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , met bepaling dat de beschikking van de rechtbank in de plaats komt van de machtiging van de moeder aan de vader om inschrijving daarvan in het gezagsregister te doen plaatsvinden, zulks voorzover noodzakelijk;
- de vrouw te verbieden met de kinderen te verhuizen uit [plaats 2] dan wel, in geval de vrouw al verhuisd is de vrouw te gebieden terug te verhuizen naar [plaats 2] in een straal van 10 km rondom de school van [de minderjarige 2] op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte van dag dat de vrouw in strijd met dit verbod dan wel gebod handelt;
- zorgregeling vast te stellen tussen de man en de kinderen conform zijn verzoek,
een en ander uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
Subsidiair: voor het geval het verzoek tot terugverhuizing wordt afgewezen heeft de man verzocht te bepalen dat vanaf het moment dat [de minderjarige 1] 24 maanden is voor [de minderjarige 1] dezelfde regeling geldt als voor [de minderjarige 2] geldt.
Verder heeft de vader de volgende regeling verzocht ten aanzien van de vakanties en feestdagen:
te bepalen dat vanaf het schoolhaar 2024/2025 de vakanties van [de minderjarige 2] als volgt worden verdeeld, waarbij [de minderjarige 2] bij de vader is:
- Zomervakantie: In de even jaren de eerste drie weken bij de man van
vrijdagmiddag uit school tot vrijdagavond 19:00 en in de oneven jaren de tweede
drie weken van de schoolvakantie van vrijdagmiddag 15:00 tot vrijdagavond 19:00.
- herfstvakantie: even jaren
- kerstvakantie: even jaren eerste week bij de man inclusief eerste kerstdag, in de
oneven jaren de tweede week van de kerstvakantie inclusief 2e kerstdag
- voorjaarsvakantie: even jaren
- Meivakantie: even jaren de eerste week en in de oneven jaren de tweede week.
En daarbij te bepalen dat voor [de minderjarige 1] vanaf zijn tweede verjaardag dezelfde regeling
geldt als voor [de minderjarige 2]
En verder te bepalen dat de beide kinderen vanaf 2024 op de volgende feest- en bijzondere dagen, voorzover niet vallend binnen het reguliere schema, op de betreffende dag van 09:00
tot de daaropvolgende dag 09:00 uur bij de vader zijn:
- Vaderdag: ieder jaar
- Verjaardag van de kinderen: de even jaren bij vader en de oneven jaren bij moeder.
- verjaardag van vader: ieder jaar
- Koningsdag: even jaren
- Paasdagen: in de even jaren eerste paasdag en in de oneven jaren tweede paasdag.
- Sinterklaas: oneven jaren.
- Kerstdagen: even jaren eerste kerstdag, oneven jaren tweede kerstdag van 10:00 tot de
volgende ochtend 10:00
- Oud en Nieuw: in de even jaren.
- Nieuwjaarsdag: in de oneven jaren
De moeder heeft verweer gevoerd welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt zelfstandig:
- de kinderalimentatie voor [de minderjarige 2] , na indexatie bij beschikking op € 279,74 per maand te bepalen;
- de kinderalimentatie voor [de minderjarige 1] op € 279,74 per maand te bepalen;
- vervangende toestemming te verlenen van de rechtbank in de plaats van de vader aan de moeder inzake de achternaam van [de minderjarige 2] , om die van [achternaam 1] te mogen wijzigen in [achternaam 2] ;
- vervangende toestemming te verlenen van de rechtbank in de plaats van de vader aan de moeder inzake de achternaam van [de minderjarige 1] , om die van [achternaam 3] te mogen wijzigen in [achternaam 2] ;
- vervangende toestemming te verlenen van de rechtbank in de plaats van de vader aan de moeder inzake de schoolkeuze voor [de minderjarige 2] van de [basisschool] te [plaats 1] , nabij de woning van de moeder;
- vervangende toestemming te verlenen van de rechtbank in de plaats van de vader aan de moeder voor het via doorverwijzing door de huisarts inschakelen van therapeutische begeleiding voor [de minderjarige 2] ;
- vast te leggen dat de moeder akkoord gaat met erkenning door de vader van zoon [de minderjarige 1] als de kinderen Van Cuijk Bernard van hun achternaam zullen gaan heten;
- communicatie mediation of tenminste begeleiding bij opstellen ouderschapsplan, c.q. uitbreiden taak bijzondere curator tot de resteren twistpunten te gelasten.
De bijzondere curator adviseert het verzoek van de man met betrekking tot de vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige 1] toe te wijzen.

Beoordeling

Vervangende toestemming erkenning [de minderjarige 1]

Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van de minderjarige.
Voor de beantwoording van de vraag of de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige zal schaden, komt het aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat zowel de man als [de minderjarige 1] er belang bij heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de man bij de totstandkoming van een familierechtelijke betrekking kan echter niet zo zwaar wegen dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige 1] of de belangen van [de minderjarige 1] geschaad zouden worden in geval van erkenning van de [de minderjarige 1] door de man. Van schade aan de belangen van [de minderjarige 1] is sprake als er ten gevolge van de erkenning voor hem reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
De man stelt dat hij er belang bij heeft dat er een familierechtelijke betrekking tussen hem en [de minderjarige 1] tot stand komt. De erkenning schaadt niet de belangen van het kind of de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige 1] . De moeder weigert toestemming te verlenen voor erkenning van [de minderjarige 1] .
De moeder is akkoord met erkenning van [de minderjarige 1] door de man mits de achternaam van de kinderen wordt gewijzigd naar Van Cuijk Bernard.
De bijzondere curator stelt dat de uitzonderingsgronden van artikel 1:204 lid 3 BW zich niet voordoen. Het is van belang dat [de minderjarige 1] weet van wie hij afstamt en dat dit ook op de geboorteakte wordt aangegeven. De bijzondere curator geeft aan de redenering van de moeder ten aanzien van de achternamen te begrijpen, maar ziet geen wettelijke grond voor het verbinden van deze voorwaarde aan de erkenning of ruimte voor het doen van een dergelijk verzoek aan de rechtbank.
De rechtbank zal toestemming verlenen aan de man om [de minderjarige 1] te erkennen en legt dit als volgt uit.
Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van [de minderjarige 1] . Het uitgangspunt van de wet is dat het kind en de verwekker er recht op hebben dat hun familieband officieel wordt vastgelegd. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan de rechtbank weigeren om vervangende toestemming te geven voor de erkenning. De wens van de moeder om [de minderjarige 1] ook haar achternaam te geven is niet zo’n geval.
Omdat is gebleken dat de man de biologische vader van [de minderjarige 1] is, de moeder op zichzelf geen bezwaar heeft tegen de erkenning en het de rechtbank niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang kan komen, zal de rechtbank het verzoek van de man, om hem vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige 1] te verlenen, toewijzen.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [de minderjarige 1] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Gezamenlijk gezag [de minderjarige 1]
De vader heeft verzocht hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige 1] . Er is volgens de vader geen sprake van één van de afwijzingsgronden en hij stelt dat zijn verzoek voor toewijzing gereed is zodra de erkenning van [de minderjarige 1] is geëffectueerd.
De moeder heeft aangegeven dat zij openstond voor de erkenning en het gezag van [de minderjarige 1] per 1 oktober 2023. Partijen zijn er niet uitgekomen door de gesloten houding van de man; hij wil graag zijn wensen in het ouderschapsplan hebben maar staat niet open voor wensen van de vrouw.
In artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek staat dat de vader van het kind, als hij het gezag mag krijgen, de rechtbank kan verzoeken hem ook, dus samen met de moeder, het gezag te geven. Hij mag dit gezag dan niet eerder al met de moeder hebben gehad. Verder staat in dat artikel dat dit verzoek alleen kan worden afgewezen als het risico bestaat dat het kind anders erg klem komt te zitten tussen zijn of haar ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen korte tijd genoeg verbetering komt. Het verzoek kan ook worden afgewezen als dat om een andere reden in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt van de wetgever is dat het in het belang van het kind is dat het gezag zo mogelijk gezamenlijk door beide ouders wordt uitgeoefend en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag is belast.
De man heeft ook het gezag over [de minderjarige 2] , de zus van [de minderjarige 1] . Nu er verder geen concrete bezwaren door de vrouw zijn aangevoerd, zal de rechtbank de vader belasten met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] . De rechtbank kan evenwel pas definitief op het verzoek tot gezamenlijk gezag beslissen nadat de erkenning tot stand is gebracht. De man kan niet eerder dan drie maanden na deze beslissing de erkenning bij de gemeente laten registreren, omdat deze beslissing eerst in kracht van gewijsde dient te zijn gegaan. De rechtbank geeft de man dan ook een termijn van 5 maanden om de erkenning van [de minderjarige 1] door de man bij de gemeente te laten registreren. De rechtbank verzoekt de advocaat van de man om de akte van erkenning aan de rechtbank te sturen. Na ontvangst van de akte van erkenning zal de definitieve beslissing op het verzoek tot gezamenlijk gezag worden gegeven. De rechtbank zal de zaak in afwachting van de akte van erkenning pro forma aanhouden tot 1 juli 2025. De rechtbank overweegt dat indien de man aan het hiervoor bepaalde niet voldoet de zaak met toepassing van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan.
Vervangende toestemming wijziging geslachtsnaam
De moeder wil graag de achternaam van de kinderen veranderen in een gecombineerde achternaam van de vader en haarzelf, omdat dat verbondenheid met beide ouders zou reflecteren.
De man betwist dat er een rechtsgrond is voor het verzoek van de vrouw omdat de volgens de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG) vereiste gezamenlijke verklaring van de ouders niet kan worden vervangen door een beslissing van de rechtbank. Bovendien geldt inmiddels de termijn van de overgangsregeling waarbinnen de ouders van kinderen die voor de inwerkingtreding van de wet en na 1 januari 2016 zijn geboren verstreken. Dit betekent dat de vrouw geen belang meer heeft bij haar verzoek.
De rechtbank zal de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar primaire verzoek en legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen. Het gaat in deze zaak om het gewijzigde artikel 1:5 Burgerlijk Wetboek, inhoudende dat de ouders voor kinderen die zijn geboren vanaf 1 januari 2024, kunnen kiezen voor een gecombineerde geslachtsnaam. Daarbij is overgangsrecht van toepassing dat inhoudt dat
tot1 januari 2025 kinderen van dezelfde ouders de geslachtsnaam van beide ouders kunnen verkrijgen, indien de ouders daartoe gezamenlijk ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat zij dit wensen in een door hen eensluidend gekozen volgorde en dat het oudste kind is geboren op of na 1 januari 2016 en voor 1 januari 2024.
Daargelaten nog dat de ouders een eensluidende verklaring ten overstaan van de ambtenaar voor 1 januari 2025 hadden moeten afleggen en dit niet is gebeurd, strookt de vervangende toestemming van de rechtbank niet met het karakter van de eensluidende verklaring. Juist voor die zaken waarin ouders niet tot een andere keuze komen, zoals ook in dit geval, is een vangnetbepaling in de wet opgenomen die bepaalt in welke gevallen de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal worden aangehouden. In deze zaken ligt geen taak voor de rechter weggelegd, nu de wetgever dit uitdrukkelijk niet wenselijk heeft geacht.
Verhuizing moeder naar [plaats 1]
De vader heeft verzocht de moeder te verbieden met de kinderen te verhuizen uit [plaats 2] dan wel, in geval de vrouw al verhuisd is de vrouw te gebieden terug te verhuizen naar [plaats 2] in een straal van 10 km rondom de school van [de minderjarige 2] op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte van dag dat de vrouw in strijd met dit verbod dan wel gebod handelt.
De vader stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaats 1] . Hij wilde alleen toestemming verlenen als er afspraken zouden worden gemaakt over de zorgverdeling waarbij de zorgregeling met de vader verder kon worden opgebouwd en het centrum van het leven van de kinderen in [plaats 2] blijft.
De moeder is in december 2023 met de kinderen verhuisd naar [plaats 1] .
De moeder stelt hierover dat zij een eengezinswoning heeft geaccepteerd, waarbij zij een weloverwogen beslissing heeft gemaakt. Het huis biedt meer ruimte en rust. De moeder ervaarde al een lange tijd stress van de vader. Hij liep vaak langs het huis van de moeder en keek dan naar binnen. Hij controleert de auto van de moeder en vertoonde dit stalking gedrag ook al tijdens de zwangerschap. De moeder woont nu op een afstand van 12 kilometer met een reistijd van 12 minuten.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Voordat de rechtbank beslist, dient zij op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Tijdens de mondelinge behandeling en daarvoor in mediation is gebleken ouders het niet eens worden over de verhuizing van de vrouw. De rechtbank zal het verzoek van de man inhoudelijk beoordelen en een beslissing nemen aan de hand van de hierna weergegeven criteria.
Volgens vaste rechtspraak moet de rechter bij zijn beslissing over een verhuizing alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waarbij de belangen van het kind voorop staan en steeds een overweging van de eerste orde dienen te zijn.
De rechtbank zal het verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw binnen twee maanden moet terugverhuizen naar [plaats 2] binnen een straal van 10 kilometer rond de school van [de minderjarige 2] afwijzen en legt dit uit als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de verhuizing van de vrouw naar [plaats 1] zonder de (definitieve) toestemming van de man af te wachten of vervanging daarvoor te vragen de onderlinge verhouding tussen de ouders onder druk heeft gezet. De vrouw heeft de man wel betrokken bij de verhuizing, zo blijkt uit de overgelegde WhatsApp berichten (productie 3 bij verweerschrift). De man heeft in reactie daarop aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben als zij afspraken kunnen maken ‘en afspraken kunnen maken dat [de minderjarige 2] (en later [de minderjarige 1] ) niet van school hoeft te veranderen en zij straks ook bij hem komt wonen en vakanties kan doorbrengen etc. Een echt bezwaar tegen de verhuizing naar [plaats 1] is daarin niet gegeven. Daarnaast geldt dat de moeder, als zij vooraf toestemming had verzocht aan de rechtbank, die toestemming zou hebben verkregen.
De vrouw had namelijk een aanzienlijk belang bij het aanvaarden van de haar aangeboden woonruimte in [plaats 1] , nu de woning in [plaats 2] een slaapkamer tekort kwam en zij is aangewezen op sociale huur. Woningen in die categorie liggen over het algemeen niet voor het oprapen. Tegenover het belang van de moeder staat het belang van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] en de man om vlakbij elkaar in [plaats 2] te wonen, waardoor de kinderen eenvoudiger van en naar de andere ouder en school kunnen reizen, straks hun sport en later de middelbare school in de buurt van beide ouders hebben. De rechtbank weegt echter ook mee dat [de minderjarige 2] op dezelfde basisschool in de buurt van de man blijft, de woning van de vrouw in [plaats 1] slechts op 13,4 kilometer afstand van de woning van de man is gelegen en de zorgregeling als gevolg van de verhuizing niet wordt ingeperkt.
Vaststelling zorgregeling
Ten aanzien van Noah-Lynn verzoekt de vader dat [de minderjarige 2] met ingang van het schooljaar 2024/2025 bij hem zal zijn:
- in de even weken van maandag uit school, of als er geen school is vanaf 9.00 uur, tot dinsdag 9.00 uur, met een wisselmoment via school waarbij de moeder brengt en haalt en van donderdag uit school, bij geen school vanaf 9.00 uur, tot vrijdagochtend 9.00 uur met een wisselmoment via school;
- in de oneven weken van donderdag uit school tot dinsdagochtend 9.00 uur met een wisselmoment via school.
Ten aanzien van [de minderjarige 1] verzoekt hij voor de periode dat [de minderjarige 1] 18-24 maanden oud is:
  • iedere maandagmiddag van 15.30 uur tot 19.00 uur waarbij moeder brengt en haalt;
  • iedere donderdagmiddag van 15.30 uur tot 19.00 uur waarbij moeder brengt en haalt;
  • iedere zondag van 9.00 uur (vader haalt) tot maandagochtend 9.00 uur waarbij moeder haalt;
en vanaf dat [de minderjarige 1] 24 maanden is dezelfde regeling als [de minderjarige 2] .
De rechtbank zal een zorgregeling vaststellen die enigszins aansluit bij de voorlopige zorgregeling maar waarbij ook de weekenden worden gedeeld. Dit betekent voor [de minderjarige 2] dat zij bij de vader is:
  • in de even weken: maandag uit school tot dinsdag naar school;
  • in de oneven weken: van vrijdag uit school tot dinsdag naar school.
Voor [de minderjarige 1] zal een opbouwschema gelden waarbij [de minderjarige 1] bij de vader is:
Vanaf de eerste twee maanden na de datum van deze beschikking:
- elke maandagmiddag van 15:00 uur tot 19:00 uur;
in de oneven weken zaterdag van 9.00 uur tot 19:00 uur;
vanaf de derde en vierde maand na de datum van deze beschikking:
  • elke maandagmiddag 15:00 uur tot dinsdagochtend 9:00 uur;
  • in de oneven weken zaterdag van 9.00 uur tot zondag 19:00 uur;
vanaf de vijfde maand volgt [de minderjarige 1] de zorgregeling van [de minderjarige 2] en is [de minderjarige 1] bij de vader:
  • in de even weken: maandag 15:00 uur tot dinsdag 9:00 uur;
  • in de oneven weken: van vrijdag 15:00 uit school tot dinsdag 9:00 uur,
waarbij de moeder [de minderjarige 1] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige 1] op dinsdagen bij de moeder thuisbrengt.
Verdeling vakanties en feestdagen
Zoals op de zitting is afgesproken heeft de advocaat van de man bij f-formulier van
22 januari 2025 het door de ouders overeengekomen schema ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen overgelegd.
De rechtbank zal bepalen dat dit schema deel uitmaakt van de beschikking en deze aan de beschikking hechten.
Ten aanzien van de zomervakantie dient de rechtbank nog een beslissing te nemen. De vader wenst de kinderen in de even jaren de eerste drie weken bij zich te hebben en in de oneven jaren de laatste drie weken. De moeder verzoekt te bepalen dat de kinderen in week 1, 2 en 5 van de zomervakantie bij de vader zijn en de overige weken bij haar.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] is als zij, gelet op hun nog jonge leeftijd niet al te lang van de andere ouder weg zijn. De rechtbank acht het daarom in hun belang om het voorstel van de moeder te volgen en te bepalen dat de kinderen in de zomer(school)vakantie in de weken 1,2 en 5 bij de vader zullen zijn.
De ouders hebben bij de mediator een deel-ouderschapsplan gemaakt waarin ze afspraken hebben gemaakt over de uitgangspunten van de opvoedstijl, de regels, informatieoverdracht en zorgtaken. Op de zitting is besproken of dit deel-ouderschapsplan in deze beschikking moet worden opgenomen. Er is geen eensluidend verzoek daartoe gedaan, zodat de rechtbank het deel-ouderschapsplan niet zal aanhechten. Dit laat onverlet dat partijen wel gehouden zijn aan de afspraken die zij hebben gemaakt.
Vervangende toestemming schoolkeuze
De moeder woont sinds december 2023 met de kinderen in [plaats 1] . Zij stelt voor om naar een omgangsregeling te gaan van eens in de twee weken een weekend. Daarbij acht de moeder het in het belang van [de minderjarige 2] om op school te gaan in [plaats 1] . Zij leert dan buurtgenoten kennen, bouwt een sociaal netwerk op, kan spelen bij klasgenootjes en is dicht bij huis. De [basisschool] bevindt zich op 650 meter van het huis en de moeder vindt deze school een voor [de minderjarige 2] passende school.
De vader verzoekt de rechtbank om dit verzoek af te wijzen. De moeder heeft toegezegd dat ook na een verhuizing [de minderjarige 2] op haar huidige school in [plaats 2] zou blijven. Het centrum van haar leven zou altijd in [plaats 2] blijven. De vader heeft in dit verband nota bene ook een huis naast de school van [de minderjarige 2] gekocht. De moeder dient zich aan deze toezegging te houden. De verandering van school is bovendien niet in het belang van [de minderjarige 2] . [de minderjarige 2] heeft het naar haar zin op haar huidige school. De verhuizing, zonder noodzaak daartoe, is al zeer ingrijpend. Het is niet in haar belang dat ze ook nog eens van school moet veranderen. De vader verzoekt de rechtbank dan ook dit verzoek af te wijzen.
Het is de rechtbank niet gebleken dat een wisseling van school voor [de minderjarige 2] noodzakelijk is. De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige 2] dat na zoveel wijzigingen en hectiek in haar jonge leventje bestaande uit een verhuizing, de komst van een broertje, een wijziging van de zorgregeling en ouders die onvoldoende met elkaar kunnen communiceren het van belang dat zij in haar vertrouwde omgeving van school kan blijven. Daarbij komt dat de het halen en brengen van [de minderjarige 2] naar die school goed mogelijk is vanuit [plaats 1] , zoals de moeder zelf heeft aangegeven op de zitting.
Vervangende toestemming therapeutische begeleiding
De moeder stelt dat [de minderjarige 2] spanning ervaart van de situatie tussen de ouders en dat het wenselijk is dat er therapeutische zorg ingezet kan worden voor [de minderjarige 2] . De vader vindt dit onnodig en blokkeert via de registratie van het gezamenlijk gezag daarmee voor [de minderjarige 2] doorverwijzing naar therapeutische hulp op dit moment. Dit is onwenselijk en niet in het belang van [de minderjarige 2] , aldus de moeder.
De vader stelt dat de moeder het doet voorkomen alsof [de minderjarige 2] er grote problemen mee heeft om bij haar vader te slapen. Zoals hiervoor al is toegelicht is dat niet het geval. De vader betwist dan ook de gestelde noodzaak om [de minderjarige 2] te verwijzen naar een therapeut en concludeert tot afwijzing van dit verzoek.
Hoewel het zeer voorstelbaar is dat [de minderjarige 2] last heeft van de spanningen die tussen haar ouders leven, ziet de rechtbank geen grond om vervangende toestemming voor therapeutische begeleiding te verlenen. Er is geen verwijzing van de huisarts hiervoor, en evenmin is gebleken dat de huisarts dit noodzakelijk acht. Het verzoek van de moeder is te ongespecificeerd nu geen enkele duidelijkheid is gegeven over de vorm van therapie, de duur en de zorgverlener.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder op dit punt daarom af.
Kinderalimentatie
De moeder verzoekt vaststelling van de kinderalimentatie. Volgens de moeder betaalt de vader sinds 2021 € 250,-- per maand voor [de minderjarige 2] . De hoogte van de alimentatie is niet geïndexeerd.
De moeder stelt voor om de behoefte van de kinderen vast te stellen op € 250,-- plus indexatie.
De vader heeft activiteiten waarvoor hij als verdachte voor de rechter is geweest. Het inkomen uit die activiteiten is daarom volgens de moeder niet uit de aangifte en aanslag inkomstenbelasting op te maken. Het gezinsinkomen krijgt een fluïde karakter zowel in omvang als in de tijd waardoor ook een peilmoment van uiteengaan geen aansluiting vindt in de registers. Nu partijen al meerjarig een kinderalimentatie voor [de minderjarige 2] hanteerden, waar de moeder ternauwernood mee uit kwam en die de vader ook betaalde geeft aan dat de vader draagkracht had voor dit bedrag. Er kan daarom worden aangesloten bij het bestaande bedrag na indexatie per kind.
De vader stelt dat de moeder een kinderalimentatie van € 250,-- per maand per kind verzoekt zonder te onderbouwen wat de behoefte van de kinderen is en hoe hoog haar draagkracht is. Zij geeft geen inzage in haar inkomen. De vader betwist dat voor de onderbouwing kan worden volstaan met een verwijzing naar de in het verleden gemaakte afspraak. De afspraak is destijds zonder juridische bijstand tot stand gekomen en volledig in strijd met de wettelijke maatstaven. Bovendien is inmiddels sprake van een wijziging van omstandigheden. Destijds had de moeder geen inkomen en nu wel en is de zorgregeling inmiddels uitgebreid.
De vader heeft als bijlage 16 zijn aangifte IB 2023 overgelegd en een verklaring van de belastingdienst betreffende zijn inkomen. De vader leeft op dit moment van zijn vermogen dat hij heeft opgebouwd door samen met zijn broer huizen op te knappen en daarna te verkopen. De vader betaalt thans een bijdragen van € 125,-- per maand per kind. De vader verzoekt de rechtbank om het verzoek van de moeder af te wijzen voor zover het een bedrag van € 125,-- per maand per kind te boven gaat.
Al tijdens de vorige zitting in het kader van de 223 Rv-procedure heeft de rechtbank partijen erop gewezen dat zij feiten moeten stellen ten aanzien van de behoefte van de kinderen en de draagkracht van partijen en hier financiële stukken van moeten indienen. Dit hebben beiden nagelaten zodat de rechtbank wederom geen alimentatie kan vaststellen. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
Proceskosten
Nu nog geen eindbeslissing wordt gegeven, zal de rechtbank dit verzoek ook pro forma aanhouden tot 1 juli 2025.

Beslissing

De rechtbank:
verleent de man, [naam 1] , geboren op [geboortedag 3] 1991 te ’ [geboorteplaats] , toestemming, die de toestemming van de moeder, [naam 2] , geboren op [geboortedag 4] 1989 te [geboorteplaats] , vervangt, tot erkenning van de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2023 te [geboorteplaats] ;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
bepaalt dat de beslissing op het verzoek tot gezamenlijk gezag wordt aangehouden tot
1 juli 2025 pro forma;
bepaalt dat de man vóór de genoemde pro forma datum de akte van erkenning aan de rechtbank doet toekomen;
bepaalt dat indien de man aan het hiervoor bepaalde niet geheel of gedeeltelijk voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan;
bepaalt dat [de minderjarige 2] bij de vader zal zijn:
  • in de even weken: maandag uit school tot dinsdag naar school;
  • in de oneven weken: van vrijdag uit school tot dinsdag naar school;
bepaalt dat [de minderjarige 1] bij de vader is:
vanaf de eerste twee maanden na de datum van deze beschikking:
- elke maandagmiddag van 15:00 uur tot 19:00 uur;
in de oneven weken zaterdag van 9.00 uur tot 19:00 uur;
vanaf de derde en vierde maand na de datum van deze beschikking:
  • elke maandagmiddag 15:00 uur tot dinsdagochtend 9:00 uur;
  • in de oneven weken zaterdag van 9.00 uur tot zondag 19:00 uur;
vanaf de vijfde maand na datum van deze beschikking volgt [de minderjarige 1] de zorgregeling van [de minderjarige 2] en is [de minderjarige 1] bij de vader:
  • in de even weken: maandag 15:00 uur tot dinsdag 9:00 uur;
  • in de oneven weken: van vrijdag 15:00 uit school tot dinsdag 9:00 uur,
waarbij de moeder [de minderjarige 1] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige 1] op dinsdagen bij de moeder thuisbrengt.
neemt op de door partijen verzoekers gemaakte afspraken ten aanzien van de vakanties en feestdagen, zoals neergelegd in het (in kopie) aan deze beschikking gehechte overzicht,
en bepaalt dat de kinderen in de zomervakantie in de weken 1,2 en 5 bij de vader zijn;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek tot vervangende toestemming ten aanzien van de achternaam van de kinderen;
wijst de verzoeken met betrekking tot vervangende toestemming inschrijving school [de minderjarige 2] , therapeutische begeleiding van [de minderjarige 2] , het verzoek te gebieden dat de vrouw terugverhuist naar [plaats 2] en de kinderalimentatie af;
houdt iedere beslissing ten aanzien van gezamenlijk gezag en de proceskosten aan tot
1 juli 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door D. van den Born als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2025.