ECLI:NL:RBDHA:2025:16625
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet van zorgmedewerker wegens financiële onregelmatigheden met bewoners
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [partij A], een zorgmedewerker, en Stichting [partij B], haar werkgever. [partij A] was sinds 1 september 2011 in dienst bij Stichting [partij B] en was werkzaam als Helpende niveau 2 plus. Op 21 maart 2025 werd zij op non-actief gesteld na beschuldigingen dat zij geld had geleend van een bewoner van de zorginstelling. Na een onderzoek werd [partij A] op 25 maart 2025 op staande voet ontslagen. De werkgever stelde dat het aannemen van geld van bewoners in strijd is met de professionele normen en gedragsregels die gelden voor zorgverleners. [partij A] verzocht de kantonrechter om een billijke vergoeding en andere vergoedingen, maar voerde aan dat het ontslag niet rechtsgeldig was omdat het niet door een bevoegde persoon was gegeven en de dringende reden ontbrak. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [partij A] had erkend geld te hebben geleend van een bewoner en dat dit een dringende reden voor ontslag opleverde. De kantonrechter wees de verzoeken van [partij A] af en oordeelde dat Stichting [partij B] recht had op een gefixeerde schadevergoeding van [partij A] wegens het onterecht handelen. De zaak benadrukt de strikte naleving van professionele gedragsregels in de zorgsector en de gevolgen van het schenden van deze regels.