ECLI:NL:RBDHA:2025:16622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
NL25.17522
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek. De aanvraag, ingediend op 13 maart 2024, werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen met een besluit van 16 januari 2025. Tijdens de zitting op 27 augustus 2025 heeft verweerder zich niet langer verzet tegen de toewijzing van het verzoek, waardoor partijen schriftelijk toestemming hebben gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, aangezien verweerder zich niet verzet tegen de toewijzing, het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen. Dit houdt in dat verzoeker de beslissing op bezwaar in Nederland mag afwachten. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,-. De rechtbank heeft het betoog van verweerder verworpen dat er geen proceskostenveroordeling zou moeten plaatsvinden, omdat verweerder niet eerder dan in de bezwaarfase op de hoogte kon zijn van de langdurige verblijfstatus van verzoeker in Nederland. De rechtbank concludeert dat verweerder al in de aanvraagfase over relevante informatie beschikte die aantoont dat verzoeker sinds de jaren '80 in Nederland verblijft, en dat dit voldoende reden is om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. H.S. van Wessel, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17522

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [v-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende het bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van 13 maart 2024 met het besluit van 16 januari 2025 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting van 27 augustus 2025. Omdat verweerder zich niet langer verzet tegen de toewijzing, hebben partijen de voorzieningenrechter vervolgens schriftelijk toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen. Dit betekent dat verzoeker de beslissing op bezwaar in Nederland mag afwachten.
3. Omdat het verzoek wordt toegewezen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 907,-. [1] De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog dat geen proceskostenveroordeling moet worden toegekend omdat verweerder niet eerder dan in de bezwaarfase kon weten dat verzoeker al sinds 1983 in Nederland verblijft en daarom mogelijk privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft opgebouwd. Uit het dossier blijkt namelijk dat in de aanvraagfase al een brief is overgelegd waarin staat dat verzoeker sinds de jaren ’80 in Nederland is, net als een behandelingsformulier waaruit blijkt dat verzoeker zeker sinds 2014 bij een Nederlands ziekenhuis bekend is. Verweerder had dan ook bij het nemen van het primaire besluit al de beschikking over informatie die erop wijst dat verzoeker al geruime tijd in Nederland verblijft. Dat deze informatie in bezwaar is aangevuld, maakt niet dat verzoeker een dusdanig verwijt te maken valt dat de vergoeding van zijn proceskosten niet redelijk meer is.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.