ECLI:NL:RBDHA:2025:16596
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Klacht over schending van de geheimhoudingsplicht en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 augustus 2025 uitspraak gedaan over een klacht van verzoeker, die zich beklaagde over de schending van de geheimhoudingsplicht door de zorgaanbieder, GGZ [bedrijf]. Verzoeker had eerder een klacht ingediend bij de klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord, die deze deels gegrond en deels ongegrond verklaarde. Verzoeker stelde dat de zorgaanbieder onterecht informatie over zijn psychische toestand had gedeeld met derden, waaronder zijn buurman, zonder zijn toestemming. De rechtbank oordeelde dat de geheimhoudingsplicht, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de zorgaanbieder niet voldoende had aangetoond dat het delen van informatie met de buurman noodzakelijk was voor de uitvoering van hun taak. De rechtbank verklaarde de klachten over de schending van de geheimhoudingsplicht gegrond en kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 1.000,00 voor de immateriële schade die hij had geleden door deze schending. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd ten aanzien van de klacht over de bejegening door de zorgaanbieder, omdat deze niet onder de limitatieve opsomming van beslissingen valt waartegen een klacht kan worden ingediend.