ECLI:NL:RBDHA:2025:16537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
NL25.42343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht betreffende terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie

Op 5 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 21 februari 2024 vastgesteld dat verzoekster met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en had haar een terugkeerbesluit opgelegd. Op 1 mei 2024 werd verzoekster geïnformeerd dat zij langer gebruik kon maken van haar rechten onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming door een bevriezingsmaatregel. Echter, op 15 juli 2025 ontving verzoekster een brief waarin stond dat deze bevriezingsmaatregel op 4 september 2025 zou eindigen, waarna zij vier weken de tijd zou hebben om Nederland te verlaten. Op 2 september 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit op te schorten.

De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat er onverwijlde spoed vereist was. Verzoekster stelde dat de brief van 15 juli 2025 een nieuw terugkeerbesluit inhield en vroeg om een snelle beslissing. Gezien de tijdsdruk en de mogelijke onomkeerbare gevolgen van het stopzetten van de bevriezingsmaatregel, heeft de voorzieningenrechter besloten om het terugkeerbesluit te schorsen tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Dit betekent dat verzoekster niet mag worden uitgezet en recht houdt op opvang en verstrekkingen, en dat zij gedurende deze periode mag werken zonder tewerkstellingsvergunning.

De voorzieningenrechter heeft de ordemaatregel getroffen dat het terugkeerbesluit wordt geschorst tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een beslissing over de proceskosten zal volgen in de einduitspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.42343

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], v-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

1. De minister heeft bij besluit van 21 februari 2024 vastgesteld dat verzoekster met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en aan verzoekster een terugkeerbesluit opgelegd. Per brief van 1 mei 2024 heeft de minister vervolgens aan verzoekster laten weten dat zij langer gebruik kon maken van de rechten die zij had onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming als gevolg van de zogeheten bevriezingsmaatregel. Op 17 en 19 februari 2025 heeft verzoekster brieven gekregen waarin stond dat de bevriezingsmaatregel (op termijn) stopt. Op 15 juli 2025 heeft verzoekster een brief gehad waarin stond dat de bevriezingsmaatregel op 4 september 2025 stopt en dat zij, als zij geen andere verblijfsvergunning heeft of openstaande aanvraag, vanaf 4 september 2025 vier weken de tijd heeft om te vertrekken en tijdens deze vier weken wel in de opvang mag blijven maar dan niet meer mag werken. In de brief wordt geen termijn voor beroep of bezwaar vermeld. Verzoekster heeft op 2 september 2025 beroep ingesteld [1] en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit zoals vervat in de brief van 15 juli 2025, worden opgeschort totdat op het beroep is beslist. Daarbij heeft verzoekster aangevoerd dat de brief van 15 juli 2025 niet anders kan worden begrepen dan dat deze een nieuw terugkeerbesluit bevat. Zij verzoekt de voorzieningenrechter zo snel mogelijk op dat verzoek te beslissen.
3. Omdat het niet mogelijk is om vóór 4 september 2025 een uitspraak te doen op het beroep en/of het verzoek om een voorlopige voorziening, terwijl daarna al rechtsgevolgen van het stopzetten van de bevriezingsmaatregel intreden, en om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het terugkeerbesluit voor zover dat is genomen bij brief van 21 februari 2024 dan wel bij brief van 15 juli 2025 bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een verdere beoordeling van het verzoek vergt namelijk nader onderzoek. Dat betekent concreet dat verzoekster niet mag worden uitgezet totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat zij gedurende die tijd recht houdt op opvang en verstrekkingen en dat het haar gedurende die periode toegestaan blijft werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter treft de ordemaatregel dat het terugkeerbesluit wordt geschorst tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een beslissing over de proceskosten volgt in de einduitspraak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • bepaalt dat verzoekster niet mag worden uitgezet totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat verzoekster gedurende die tijd recht houdt op opvang en verstrekkingen en dat het verzoekster gedurende die periode toegestaan blijft werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder zaaknummer NL25.42342.
2.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.