ECLI:NL:RBDHA:2025:16535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
NL25.33221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht betreffende terugkeerbesluit en beëindiging tijdelijke bescherming

Op 4 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, dat op 3 juli 2025 is genomen, houdt in dat verzoeker moet terugkeren naar Turkmenistan, omdat hij niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Verzoeker heeft op 21 juli 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit op te schorten tot er op het beroep is beslist.

De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat er onverwijlde spoed vereist was. De rechter heeft vastgesteld dat de bevriezingsmaatregel, die verzoeker op dat moment beschermde, op 4 september 2025 zou eindigen. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, heeft de voorzieningenrechter besloten om het terugkeerbesluit bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Dit betekent dat verzoeker niet mag worden uitgezet en recht houdt op opvang en verstrekkingen, en dat hij gedurende deze periode mag werken zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning nodig is.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten in de einduitspraak gereserveerd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. C.G.H. van der Holst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33221

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

1. De minister heeft met het besluit van 3 juli 2025 een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd. Verzoeker heeft op 21 juli 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit [1] en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Na daartoe op 4 juni 2025 een voornemen te hebben uitgebracht, heeft de minister met het besluit van 3 juli 2025 een terugkeerbesluit aan verzoeker opgelegd. Hiermee is vastgesteld dat verzoeker op dat moment niet (langer) rechtmatig in Nederland verblijft. Het gevolg van dit terugkeerbesluit is dat verzoeker moet terugkeren naar Turkmenistan en dat hij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken moet verlaten. Doet verzoeker dat niet, dan kan hij worden verwijderd. Ook wordt verzoeker gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem. Hoewel verzoeker nu nog valt onder de zogenoemde bevriezingsmaatregel, stopt die maatregel op 4 september 2025. [3]
3. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit worden opgeschort tot dat op het beroep is beslist. Hij verzoekt de voorzieningenrechter zo snel mogelijk op dat verzoek te beslissen.
4. Omdat het niet mogelijk is om vóór 4 september 2025 een uitspraak te doen op het beroep en/of het verzoek om een voorlopige voorziening, terwijl daarna al rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit van 3 juli 2025 intreden, en om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het terugkeerbesluit bij wijze van ordemaatregel te schorsen tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een verdere beoordeling van het verzoek vergt namelijk nader onderzoek. Dat betekent concreet dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat hij gedurende die tijd recht houdt op opvang en verstrekkingen en dat het hem gedurende die periode toegestaan blijft werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter treft de ordemaatregel dat het besluit van 3 juli 2025 wordt geschorst tot de einduitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. Een beslissing over de proceskosten volgt in de einduitspraak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst bij wijze van ordemaatregel het besluit van 3 juli 2025;
  • bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat verzoeker gedurende die tijd recht houdt op opvang en verstrekkingen en dat het verzoeker gedurende die periode toegestaan blijft werkzaamheden te verrichten zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL25.33220.
2.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
3.Verwezen wordt naar de brief van de (toenmalig) minister van Asiel en Migratie aan de Tweede Kamer van 3 juni 2025, 19 637, nr. 3434.