In deze zaak hebben eisers, eiser I en eiser II, op 31 december 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op de aanvraag van eiser II voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor eiser I. De rechtbank heeft op 3 september 2025 uitspraak gedaan. In het besluit van 11 augustus 2025 heeft de minister meegedeeld dat de ambassade in Istanbul gemachtigd is om de mvv af te geven. Dit leidde ertoe dat eisers het beroep hebben ingetrokken, mits de proceskosten vergoed worden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu de aanvraag is ingewilligd, eisers geen procesbelang meer hebben in zoverre. Echter, omdat het beroep terecht was ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en het griffierecht van € 187 moet ook vergoed worden door de minister.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat de mogelijkheid voor eisers om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de proceskostenvergoeding en griffierechtvergoeding vastgesteld.