Op 5 januari 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, ingediend op 11 juli 2023. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft op 8 mei 2025 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster beslist en heeft de aanvraag ingewilligd terwijl er een beroep tegen het niet-tijdig beslissen aanhangig was.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 3 september 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.