ECLI:NL:RBDHA:2025:16328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
NL25.14672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Chinese vrouw die zich heeft bekeerd tot Jehovah’s Getuigen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2025 wordt de asielaanvraag van een Chinese vrouw behandeld, die zich heeft bekeerd tot de Jehovah’s Getuigen. De vrouw, die in 2008 met haar gezin naar Nederland kwam, heeft haar asielaanvraag ingediend op 4 juni 2022, maar deze werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden die de vrouw aanvoert. De rechtbank komt tot de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De vrouw stelt dat haar bekering tot de Jehovah’s Getuigen niet geloofwaardig wordt geacht door de verweerder, en dat zij vreest voor vervolging in China vanwege haar geloof. De rechtbank onderzoekt de geloofwaardigheid van haar verklaringen en de onderbouwing van haar asielmotief. De rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar bekering en dat de verklaringen die zij heeft afgelegd niet samenhangend en aannemelijk zijn. De rechtbank concludeert dat de vrouw haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en dat zij hiervoor geen goede verklaring heeft gegeven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14672

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. D.A.H. van den Tillaar).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Deze aanvraag is door verweerder afgewezen. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres stelt van Chinese nationaliteit te zijn, te behoren tot de Han bevolkingsgroep en te zijn geboren op [geboortedatum] 1974. In 2008 heeft eiseres met haar gezin China verlaten omdat haar echtgenoot in Nederland kwam werken. Bij besluit van 6 augustus 2008 is aan de echtgenoot van eiseres met ingang van 22 mei 2008 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als kennismigrant’ verleend, geldig tot 1 december 2012. Aan eiseres is met ingang van 4 juni 2008 een verblijfsvergunning verleend onder de beperking ‘verblijf bij echtgenoot’ en aan hun zoon met als doel ‘gezinshereniging’. Bij besluit van 23 februari 2010 is de verblijfsvergunning van de echtgenoot van eiseres met terugwerkende kracht tot 22 mei 2008 ingetrokken, omdat het bedrijf waarbij hij werkzaam was, [bedrijf] B.V., de werkzame kennismigranten niet conform salarisstroken uitbetaalde. Ook de verblijfsvergunningen van eiseres en hun zoon zijn met terugwerkende kracht tot 22 mei 2008 ingetrokken.
4. Eiseres heeft op 4 juni 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend.
6. De rechtbank heeft het beroep, samen met de beroepen van de echtgenoot van eiseres (NL25.14671) en hun zoon (NL25.14670), op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de echtgenoot van eiseres, hun zoon, hun gemachtigde, K.P. Woo als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
7. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres merkte dat het contact van de Jehova’s Getuigen met haar zoon sinds 2014 en haar echtgenoot sinds 2015 een positieve invloed op hen had. Zo werden hun depressieve klachten lichter. Eiseres besloot in 2017 zelf ook onderzoek te doen naar dit geloof. Zij was aanvankelijk katholiek. Eiseres heeft in 2017 haar eerste bijeenkomst bijgewoond en is zich hierna gaan inzetten voor de Jehovah’s Getuigen. In 2019 heeft eiseres zich uitgeschreven bij de katholieke kerk, omdat zij toen wilde gaan evangeliseren namens de Jehovah’s Getuigen. Eiseres vreest dat zij zich in China niet als Jehovah’s Getuige kan uiten zonder daarbij vervolgd te worden.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Afvalligheid van het katholicisme en bekering tot de Jehova’s Getuigen.
9. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder vindt de afvalligheid van het katholicisme en de bekering tot de Jehova’s Getuigen niet geloofwaardig.
10. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw, omdat eiseres niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was.
De beroepsgronden
11. Eiseres voert, kort gezegd, aan dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van Werkinstructie 2024/6 (WI 2024/6) die is toegepast niet verenigbaar is met het Unierecht. Eiseres wijst erop dat artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn een minimumnorm bevat die onverlet laat dat ook in andere gevallen aanleiding kan bestaan om verklaringen die niet met documenten worden gestaafd geloofwaardig te achten. Volgens eiseres heeft verweerder geen volledige en integrale beoordeling verricht. Zij wijst in dit kader op de verklaringen en andere bewijsstukken die zij ter onderbouwing van haar geloofsovertuiging heeft overgelegd, en die verweerder conform Werkinstructie 2022/3 (WI 2022/3) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:977) in zijn beoordeling kenbaar moet meewegen. Eiseres betoogt dat verweerder haar afvalligheid van het katholicisme en haar bekering tot de Jehova’s Getuigen ten onrechte niet geloofwaardig vindt en zij bij terugkeer naar China het risico loopt om te worden vervolgd. Zij stelt zich op het standpunt dat zij voldoende heeft verklaard over haar motieven voor een geloofsovergang en over waarom haar oude geloof niet voldeed en stelt dat verweerder haar referentiekader onvoldoende heeft betrokken. Eiseres betoogt verder dat haar ten onrechte wordt tegengeworpen dat zij haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom ook niet als kennelijk ongegrond mogen afwijzen.
Strijd met het Unierecht
12. Voor zover eiseres betoogt dat de geloofwaardigheidsbeoordeling die verweerder in haar zaak heeft verricht in strijd is met het Unierecht, volgt de rechtbank dit niet. Verweerder heeft niet alleen gekeken of eiseres haar asielmotief volledig heeft onderbouwd met objectieve documenten. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder een individuele beoordeling heeft gemaakt op basis van onder meer de door eiseres afgelegde verklaringen en overgelegde documenten. Verweerder heeft beoordeeld of de verklaringen van eiseres een aannemelijk en samenhangend geheel vormen. Hierbij heeft verweerder de verklaringen van eiseres beoordeeld en de documenten die zij heeft overgelegd betrokken. Verweerder heeft het zwaartepunt van zijn beoordeling daarbij mogen leggen op de persoonlijke overtuiging van eiseres. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder hierbij het bepaalde in artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van de Kwalificatierichtlijn buiten beschouwing heeft gelaten of dat verweerder anderszins heeft gehandeld in strijd met het Unierecht. De rechtbank zal hierna ingaan op de manier waarop verweerder de geloofwaardigheid van de bekering van eiseres heeft beoordeeld.
Afvalligheid van het katholicisme en bekering tot Jehova’s Getuigen
13. Eiseres heeft haar verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten die haar asielmotief volledig onderbouwen. Verweerder heeft daarom beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Verweerder stelt dat dit niet het geval is en eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder c, d en e, van de Vw.
De verklaringen van eiseres vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel (artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw)
13.1.
Verweerder heeft erop gewezen dat duidelijk is geworden dat de Jehovah’s Getuigen het gezin van eiseres hebben ondersteund tijdens een onzekere periode in verband met hun illegale verblijfsstatus. Verweerder vindt het in dat kader begrijpelijk dat het gezin open stond om meer over het geloof te leren, maar wijst er niet ten onrechte op dat een bekering tot een religie een ingrijpende keuze is. Verweerder mag verwachten dat zo'n stap gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Enkel warmte en gastvrijheid vanuit de gemeenschap vormen daarvoor geen voldoende basis.
13.2.
Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de verklaringen van eiseres over waarom zij besloot Jehova’s Getuige te worden summier zijn. Tijdens het nader gehoor is aan eiseres gevraagd wat, los van de gastvrijheid en de warmte die eiseres ervaarde, maakte dat eiseres Jehova’s Getuige werd. Eiseres heeft hierop verklaard dat zij de waarheid aan mensen moeten verkondigen zodat iedereen het eeuwige leven mag leven en dat dit niet zo was bij de katholieke kerk, waar je niet mag evangeliseren en waar je mag luisteren naar de preek van de voorganger (NG, p. 11). Eiseres heeft hiermee, zoals verweerder niet ten onrechte stelt, onvoldoende laten zien dat sprake is van een persoonlijke, diepgewortelde innerlijke overtuiging. Eiseres heeft de nadruk gelegd op het belang van evangeliseren, maar niet is in te zien dat dit de kern vormt van haar persoonlijke motivatie om zich aan te sluiten bij de Jehovah’s Getuigen. Evangeliseren wordt immers doorgaans gezien als een gevolg van een religieuze bekering, niet als de reden voor de bekering zelf. Het evangeliseren is bovendien een algemeen kenmerk van de Jehovah’s Getuigen en wordt vaak als vanzelfsprekend beschouwd binnen deze gemeenschap. Verweerder stelt zich daarom niet ten onrechte op het standpunt dat deze verklaring geen helder inzicht in de persoonlijke, diepgaande motivatie van eiseres biedt die ten grondslag lag aan haar besluit om zo'n ingrijpende stap te zetten als het bekeren tot de Jehovah’s Getuigen.
13.3.
Verweerder stelt zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de Jehovah's Getuigen haar oude religie, het katholicisme, dienden te vervangen. Eiseres heeft verklaard dat het verschil tussen de Jehovah’s Getuigen en het katholieke geloof was dat er geen liefde(‘-vol zijn’) en harmonie was, dat katholieken onderling ruzie hadden met elkaar (AG, p. 13) en dat ook het ontbreken van evangeliseren een rol speelde (AG, p. 13). Verweerder heeft deze verklaringen als te algemeen kunnen aanmerken om de bekering van eiseres overtuigend te vinden. Van eiseres mag worden verwacht dat zij duidelijk aangeeft welke religieuze leerstellingen haar specifiek hebben aangesproken en op welke manier deze haar geloofsleven en wereldbeeld ingrijpend hebben veranderd. De enkele stelling dat de ene religie liefdevol en harmonieus is, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Daarnaast heeft verweerder de persoonlijke ervaring van eiseres van conflicten onder katholieken als te oppervlakkig en anekdotisch mogen beschouwen om hierop een bekering te baseren. Verweerder heeft er verder op gewezen dat eiseres heeft verklaard dat het gebrek aan evangeliseren binnen het katholicisme voor haar een rol speelde in haar keuze, omdat zij dit aspect blijkbaar miste, maar dat het katholieke geloof ook een vorm van evangeliseren kent. Dat dit niet de ervaring van eiseres is, maakt dit niet anders. Het blijft, zoals verweerder niet ten onrechte stelt, onduidelijk hoe dit verschil heeft bijgedragen aan haar keuze voor de Jehova’s Getuigen.
13.4.
Voorts stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres vaag heeft verklaard over wanneer zij precies is bekeerd. Verweerder wijst erop dat in 2014 en 2015 al de positieve invloed van de Jehovah’s Getuigen op het gezin van eiseres duidelijk was, maar dat het daarna nog drie jaar duurde voordat eiseres overtuigd raakte dat het geen piramidespel was en dat de hulp oprecht was. Zij heeft pas in 2017 besloten zich te verdiepen in het geloof, wat volgens eiseres tot 2018 duurde, toen zij het geloof volledig accepteerde (AG, p. 22). Eiseres heeft verklaard dat zij tot 2017 heeft gewacht, omdat zij de Jehovah’s Getuigen wantrouwde, omdat zij dacht dat het een piramidespel was (AG ,p. 10 en 11). Verweerder heeft deze uitleg onvoldoende kunnen vinden. Niet is in te zien dat eiseres ruim drie jaar nodig had om te realiseren dat het niet ging om een piramidespel. Bovendien verhoudt het gestelde wantrouwen van eiseres zich niet tot het toelaten van de Jehovah’s Getuigen om invloed uit te oefenen op haar zoon. Eiseres heeft ook niet kunnen verduidelijken wat het deed dat haar echtgenoot eerder overtuigd raakte van het geloof, wat mogelijk invloed heeft gehad op de houding van eiseres. Verweerder heeft verder kunnen betrekken dat eiseres meerdere momenten heeft genoemd van haar bekering. Eiseres heeft, zoals hiervoor is genoemd, verklaard dat zij het geloof tussen 2017 en 2018 volledig heeft geaccepteerd (AG, p. 22). Zij heeft ook verklaard dat zij in 2019 besloot zich uit te schrijven bij de katholieke kerk (AG, p. 16) en dat zij daarna wilde beginnen met evangeliseren (AG, p. 16), een handeling die doorgaans veronderstelt dat het geloof al in het hart is gesloten. Eiseres heeft echter ook verklaard dat zij vanaf 2020 volledig in het geloof is opgegaan (AG, p. 23). Voorts heeft de echtgenoot van eiseres verklaard dat eiseres pas in november 2022 het geloof daadwerkelijk in haar hart heeft gesloten, wat hij heeft gebaseerd op het besluit van eiseres om gedoopt te willen worden (AG, p. 10, van de echtgenoot van eiseres). Verweerder stelt niet ten onrechte dat het bekeringstraject van eiseres hiermee niet duidelijk is geworden.
13.5.
Verweerder stelt zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat de redenen voor de latere doop van eiseres vaag zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij zes jaar heeft gewacht tot de doop, omdat zij eerst moest nadenken over onder andere het opgeven van de Chinese feestdagen. Verweerder heeft niet ten onrechte niet ingezien waarom eiseres (minstens) zes jaar nodig had om de beslissing te nemen om haar Chinese feestdagen op te geven voor een geloof dat zij naar eigen zeggen in 2018, 2019, 2020 of 2022 al had geaccepteerd.
13.6.
Verweerder werpt eiseres verder terecht tegen dat zij onjuist heeft verklaard over bepaalde kennis van de Jehovah’s Getuigen.
13.6.1.
Zo heeft eiseres verwezen naar Johannes 24:28 (NG, p. 10). Verweerder heeft er echter terecht op gewezen dat het boek Johannes slechts 14 (de rechtbank begrijpt: 21) hoofdstukken kent, wat de verwijzing van eiseres naar hoofdstuk 24, vers 28, incorrect maakt.
13.6.2.
Eiseres heeft verder de brief van Paulus aan Titus genoemd en heeft verklaard dat deze brief de boodschap bevat dat ‘als je genoegen neemt met wat je hebt, je minder stress hebt en beter kunt slapen’ (AG, p. 21). Verweerder wijst er niet ten onrechte op dat deze interpretatie niet lijkt te kloppen met de daadwerkelijke boodschap van de tekst, die voornamelijk instructies bevat voor het aanstellen van onberispelijke leiders in de kerk op Kreta. Paulus benadrukt het belang van gezond onderwijs en waarschuwt tegen valse leraren die verwarring zaaien.
13.6.3.
Verweerder wijst verder op de verwijzing van eiseres naar Matteüs 24:6-14, waarin volgens eiseres staat dat ‘jullie moeten verspreiden, evangeliseren, mijn gedachtegoed verspreiden, overal en op elk hoekje van de wereld’ (AG, p. 14). In deze passage beschrijft Jezus echter een tijd van onrust en vervolging voor zijn volgelingen, met verdrukking, valse profeten en afname van liefde. Hij benadrukt dat wie standvastig blijft, gered zal worden en dat het evangelie wereldwijd gepredikt zal worden. Hoewel aan het einde het evangeliseren wel wordt benoemd, stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat de strekking van Matteüs 24:6-14 niet in lijn is met de interpretatie van eiseres en dat dit vragen oproept over haar begrip van de teksten.
13.6.4.
Verweerder stelt niet ten onrechte dat de onjuistheden in de verwijzingen en de verkeerde interpretaties van de door eiseres zelf aangehaalde Bijbelverzen de geloofwaardigheid van eiseres ondermijnen en twijfels wekken over haar kennis van de leerstellingen van de Jehovah’s Getuigen. Nu eiseres heeft verklaard zich sinds 2017 te verdiepen in dit geloof en al sinds 2019 te willen evangeliseren (AG, p. 19), mocht verweerder meer van haar verwachten. Verweerder stelt niet ten onrechte dat dit implicaties heeft voor de oprechtheid van de bekering van eiseres, aangezien een diepere kennis van de religieuze basis en de bijbehorende teksten essentieel is voor een echte en geïnformeerde toewijding aan een nieuw geloof.
13.7.
Ten aanzien van de door eiseres overgelegde stukken, zoals de verklaringen van de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] , de weekoverzichten en de foto’s van de doop, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder stelt niet ten onrechte dat uit de overgelegde verklaringen weliswaar blijkt dat eiseres al langere tijd betrokken is bij de Jehova’s Getuigen en activiteiten verricht, maar verweerder heeft deze activiteiten onvoldoende kunnen achten om de bekering van eiseres (alsnog) geloofwaardig te achten. Zo verklaart de heer [persoon A] enkel dat eiseres gedoopt is, actief deelneemt aan bijeenkomsten en haar kennis van de Bijbel deelt met mensen in haar omgeving. Uit deze verklaringen blijkt niet dat sprake is van een oprechte bekering, gebaseerd op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Het is namelijk voor een ieder mogelijk om dergelijke activiteiten te verrichten. Verder betekent de omstandigheid dat eiseres kennis heeft van de Jehova’s Getuigen niet zonder meer dat verweerder haar bekering (alsnog) geloofwaardig moet achten. Een ieder kan immers de Bijbel bestuderen en zodoende kennis opdoen van het geloof. Ook uit de verklaring van mevrouw [persoon B] van 8 november 2024, waarin staat dat eiseres deelneemt aan Bijbelstudies, dat zij gedoopt is, dat zij rechtvaardig is, zelfbeheersing heeft en respect voor anderen heeft, blijkt niet dat bij eiseres sprake is van innerlijke motieven om zich oprecht te bekeren tot het geloof. Juist nu eiseres al langere tijd actief is in het geloof van de Jehova’s getuigen, mag van haar worden verwacht dat zij meer kon verklaren over haar bekering. Desondanks zijn de verklaringen van eiseres oppervlakkig en summier gebleven. Verweerder heeft aldus kunnen menen dat de door eiseres verrichte activiteiten en de verklaringen van derden onvoldoende zijn om een gestelde bekering, gebaseerd op een diepgewortelde innerlijke overtuiging, alsnog geloofwaardig te achten.
13.8.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
Eiseres heeft haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en heeft daarvoor geen goede verklaring (artikel 31, zesde lid, onder d, van de Vw)
14. Verweerder stelt niet ten onrechte dat eiseres haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en zij daarvoor geen goede verklaring heeft. Eiseres is Nederland in 2008 legaal ingereisd, maar de aan haar verleende verblijfsvergunning is met terugwerkende kracht tot 22 mei 2008 ingetrokken. Eiseres is zich sinds 2017 gaan inzetten voor de Jehova’s Getuigen. Zij heeft echter pas op 4 juni 2022 asiel aangevraagd. Ook als eiseres in het verleden door haar voormalige advocaat niet goed is geïnformeerd, mocht het gezien het lange (illegale) verblijf van het gezin, de bijstand van een (nieuwe) advocaat en eerdere juridische procedures, zoals de rechtszaak tegen de voormalige advocaat, worden verwacht dat het gezin informatie zou verkrijgen over de opties van legaal verblijf, inclusief asiel. Niet duidelijk is waarom het gezin geen informatie heeft ingewonnen, bijvoorbeeld bij de Jehovah’s Getuigen. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het feit dat het gezin sinds zij in contact kwamen met de Jehova’s Getuigen in 2014 niet heeft onderzocht of zij asiel konden aanvragen twijfel oproept over de ernst en urgentie van de asielaanvraag. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie geloofwaardigheid
15. Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder de afvalligheid van het katholicisme en de bekering van eiseres tot de Jehova’s Getuigen ongeloofwaardig mogen vinden. De rechtbank zal zich daarom niet uitlaten over de vraag of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres in grote lijnen als niet geloofwaardig kan worden beschouwd (artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vw). Nu verweerder de afvalligheid van het katholicisme en de bekering van eiseres tot de Jehova’s Getuigen ongeloofwaardig heeft mogen vinden, stelt verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt dat niet valt in te zien dat eiseres bij terugkeer naar China enige religieuze activiteiten zal ondernemen en hierdoor problemen zal ondervinden. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat in China bekend is dat zij activiteiten voor de Jehova’s Getuigen verricht.
Kennelijk ongegrond (artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw)
16. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder haar asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor in rechtsoverweging 14 heeft overwogen. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres zich zonder gegronde reden niet zo spoedig mogelijk heeft gemeld voor het doen van een asielaanvraag. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

17. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000