ECLI:NL:RBDHA:2025:16325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
Nl25.39844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende vreemdelingenbewaring. Eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij hem een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet. De maatregel was opgeheven, maar eiser verzocht om schadevergoeding, stellende dat de bewaring onrechtmatig was geweest. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring, zowel zwaar als licht, voldoende waren gemotiveerd door verweerder. Eiser had niet aangetoond dat hij zich niet aan het toezicht had onttrokken of dat er geen zicht op uitzetting naar Sierra Leone was. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig was en wees het beroep en het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39844

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Verweerder heeft op 14 augustus 2025 de maatregel van bewaring opgeheven en aan eiser een nieuwe maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vw opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Hij heeft op 25 augustus 2025 gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 28 augustus 2025 een reactie op de gronden van beroep ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 29 augustus 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2006 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben.
Juridisch kader
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Maatregel van bewaring
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser voert aan dat hij zich niet heeft onttrokken aan het toezicht en dat hij de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure niet aantoonbaar heeft ontweken of belemmerd. Eiser verbleef in een asielzoekerscentrum en er was geen reden om hem in bewaring te stellen.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die ten grondslag zijn gelegd aan de maatregel van bewaring niet betwist. De zware gronden en de lichte gronden 4c en 4d zijn naar het oordeel van de rechtbank feitelijk juist en voor zover nodig voldoende gemotiveerd. Hiermee heeft verweerder gemotiveerd dat sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht onttrekt en de voorbereidingen van zijn vertrek belemmert. Deze gronden zijn voldoende en kunnen de maatregel dan ook dragen.
Lichter middel
6. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom sprake is van een significant risico op onttrekking aan het toezicht waardoor niet kan worden volstaan met een lichter middel.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Gelet op de gronden van de maatregel bestond er een risico dat eiser zich onttrekt aan het toezicht en zijn vertrek belemmert of ontwijkt. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kon worden toegepast om dit risico te ondervangen. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien voor een lichter middel.
Zicht op uitzetting
8. Eiser voert verder aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Sierra Leone. Het is onduidelijk hoe lang een procedure voor een lp [4] voor Sierra Leone in beslag neemt en of er daadwerkelijk een redelijke kans is dat een lp wordt verstrekt.
9. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het zicht op uitzetting naar Sierra Leone ontbrak. Het zicht op uitzetting naar Sierra Leone ontbreekt in het algemeen niet. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit volgt dat dit voor hem anders is. Verweerder heeft verder in zijn brief van 28 augustus 2025 toegelicht dat een lp-aanvraag voor eiser op 18 juli 2025 is opgestart, maar niet is ingediend omdat eiser op 14 augustus 2025 een nieuwe asielaanvraag heeft ingediend. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toets
10. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van
bewaring tot het moment van opheffing op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 2 september 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Laissez-passer.